IVN Vecht & Plassengebied - Kennis der Natuur
Excursies | Vogels | Vleermuizen | Natuurgebieden | Groencursus | Natuurgidsencursus | Organisatie | IVN Vecht & Plassengebied
Fotoboek | Natuurkrant | Vogelreis Falsterbo | Waterkwaliteit | Virtuele excursie Gunterstein | Poelenwerkgroep het Gooi
Klik op de foto voor een groter exemplaar
Geluid: © ETI BioInformatics, SoortenBank.nl Grootte: Een stuk kleiner dan een gewone Wilde Eend. Misschien wel de helftBiotoop: Zomertalingen zijn broedvogels van drassige graslanden, brede oevers van ondiepe wateren en andere moerassige gebieden met veel water- en oeverplanten. Het nest bevindt zich in dichte kruidenvegetatie of in een graspol. Het voedsel bestaat uit allerlei plantaardig en dierlijk materiaal, en wordt op of net onder de waterspiegel verzameld. Territorium: Geen.Trekken of blijven: Wegtrekken. In tegenstelling tot de Wintertaling is de Zomertaling een echte zomergast die in het vroege voorjaar arriveert en tot eind september en een enkele maal tot in november kan worden gezien. Deze lange-afstandstrekker trekt tot ver voorbij de Sahara.Bedreigd of niet? De soort staat op de Rode Lijst vanwege de duidelijke afname van het aantal broedparen. De tijd dat de zomertaling een kenmerkende soort was van de laaggelegen graslanden in het noorden en westen des lands, ligt nog niet ver achter ons. Tot in de jaren zestig kwamen hier tenminste enige duizenden paren tot broeden. Eind jaren zeventig waren minder dan 2000 paren over, terwijl de huidige stand wordt geschat op 1000-1900 paar. Het leeuwedeel daarvan broedt in Friesland, Midden-Nederland, noordelijk Noord-Holland en de Randstad. De afname van de zomertaling heeft alles te maken met de grote veranderingen op de Nederlandse weidegronden en hooilanden. De ontwatering, het egaliseren van reliëfrijke graslanden, de toenemende veebezetting en de steeds vroegere eerste maaidatum; al deze - met elkaar samenhangende - factoren hebben de soort geen goed gedaan. Immers, zowel het vergaren van voedsel als het vinden van een goede nestplaats zijn er niet eenvoudiger op geworden. Een bijkomend probleem is de steeds verder oprukkende bebouwing in het Groene Hart van de Randstad, één van de belangrijkste broedgebieden voor de soort. Het ziet ernaar uit dat de zomertaling het op weidegronden met een 'normaal' agrarisch beheer niet zal kunnen bolwerken. Alleen graslandreservaten en weilanden met een matig tot zwaar beheerspakket onder de Relatienota lijken op termijn soelaas te bieden. Praktische weidevogelbescherming in de zin van nestbescherming lijkt voor deze soort weinig zinvol. Wel kan er uit contacten tussen boeren en vogelaars wellicht de bereidheid groeien, om zoveel als mogelijk aan de biotoopwensen van de zomertaling tegemoet te komen. Het uitbreiden van de oppervlakte aan moeras middels natuurontwikkeling kan het aantal geschikte broedgebieden buiten de landbouwgronden doen toenemen. Naast de problemen in de broedgebieden speelt ook de droogte in de Sahel waarschijnlijk een negatieve rol. Opvallend is echter dat, ondanks een reeks van natte winters aldaar, er geen duidelijk herstel van de soort heeft plaatsgevonden.Terugmeldingen van geringde Zomertalingen hebben geleerd dat ze ook veel te lijden hebben van de jacht. Op weg van Afrika naar het noorden passeren ze in het voorjaar Noord-Italië en daar worden er in maart nog veel op doortrek geschoten.Aantal broedparen in Nederland: 1.250-1.750 broedparen (1987) Dit is één-derde van de Noord-West-Europese populatieVerspreiding in Nederland (1979): Atlas van de Nederlandse Broedvogels,Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland Procentuele ontwikkeling van de Zomertaling in Nederland Sovon & CBS, 1998De Zomertaling (Nico de Haan , uit Vogels, juli/augustus 1988) Wanneer de zomertaling zijn vrouwtje in de paartijd het hof maakt, is het krakkende, knierpende geluid een karakteristiek kenmerk. De zomertaling is een kleine grondeleend, dat wil zeggen dat hij zijn voedsel meestal in ondiep water zoekt. Het grondelen heeft u vast wel eens gezien bij de tamme eenden in het park. Alleen het achterlijf en staart zijn nog boven water en met de snavel slobberen ze dan de bodem af op zoek naar zaden, planten en kleine waterdiertjes. De zomertaling doet zijn naam eer aan want hij houdt van een aangename temperatuur. In de na-zomer vertrekken al deze eendjes naar Afrika, waar ze overwinteren langs de rand van het Sahelgebied, iets ten zuiden van de Sahara. Zo’n tocht duurt maar liefst een maand of drie. Daar treffen ze dan een uitgestrekt, overstroomd gebied aan, ontstaan door de hevige stortbuien in de regentijd. Door de snelle verdamping schrompelen deze gebieden ineen tot slechts enkele natte terreinen, waar dan bijna alle zomertalingen uit Europa te vinden zijn. Langdurige droogte in de Sahelzone kan dan een probleem worden, omdat er verder geen uitwijkmogelijkheden zijn. Misschien is daarom de zomertaling een van de vogels die het snelst dreigt te verdwijnen uit ons land. In nog geen tien jaar verdween zo’n 80% van de broedvogels. Een andere belangrijke oorzaak hiervan is ongetwijfeld de waterstandverlaging in de polders die ook de watersnippen en kemphanen snel doet verdwijnen. Een zomertaling is een liefhebber van dat drasse, moerassige weiland. Hij kan zich niet aanpassen aan de grootscheepse ontwateringen en ruilverkavelingen in onze veenweidegebieden. Dit kleine eendje kan in de vroege herfst gemakkelijk verward worden met de wintertaling. De mannetjes van beide soorten ondergaan namelijk kort na het broedseizoen een radicale verandering. Al die mooie pronkveren vallen uit. De zomertaling verliest zijn zo kenmerkende witte kopstreep en de wintertaling zijn gele staartdriehoek. Beide krijgen een bruin en grauw verenpak waardoor in het veld alle mannetjes en vrouwtjes van beide soorten sterk op elkaar gaan lijken.
© ETI BioInformatics, SoortenBank.nl
Grootte: Een stuk kleiner dan een gewone Wilde Eend. Misschien wel de helftBiotoop: Zomertalingen zijn broedvogels van drassige graslanden, brede oevers van ondiepe wateren en andere moerassige gebieden met veel water- en oeverplanten. Het nest bevindt zich in dichte kruidenvegetatie of in een graspol. Het voedsel bestaat uit allerlei plantaardig en dierlijk materiaal, en wordt op of net onder de waterspiegel verzameld. Territorium: Geen.Trekken of blijven: Wegtrekken. In tegenstelling tot de Wintertaling is de Zomertaling een echte zomergast die in het vroege voorjaar arriveert en tot eind september en een enkele maal tot in november kan worden gezien. Deze lange-afstandstrekker trekt tot ver voorbij de Sahara.Bedreigd of niet? De soort staat op de Rode Lijst vanwege de duidelijke afname van het aantal broedparen. De tijd dat de zomertaling een kenmerkende soort was van de laaggelegen graslanden in het noorden en westen des lands, ligt nog niet ver achter ons. Tot in de jaren zestig kwamen hier tenminste enige duizenden paren tot broeden. Eind jaren zeventig waren minder dan 2000 paren over, terwijl de huidige stand wordt geschat op 1000-1900 paar. Het leeuwedeel daarvan broedt in Friesland, Midden-Nederland, noordelijk Noord-Holland en de Randstad. De afname van de zomertaling heeft alles te maken met de grote veranderingen op de Nederlandse weidegronden en hooilanden. De ontwatering, het egaliseren van reliëfrijke graslanden, de toenemende veebezetting en de steeds vroegere eerste maaidatum; al deze - met elkaar samenhangende - factoren hebben de soort geen goed gedaan. Immers, zowel het vergaren van voedsel als het vinden van een goede nestplaats zijn er niet eenvoudiger op geworden. Een bijkomend probleem is de steeds verder oprukkende bebouwing in het Groene Hart van de Randstad, één van de belangrijkste broedgebieden voor de soort. Het ziet ernaar uit dat de zomertaling het op weidegronden met een 'normaal' agrarisch beheer niet zal kunnen bolwerken. Alleen graslandreservaten en weilanden met een matig tot zwaar beheerspakket onder de Relatienota lijken op termijn soelaas te bieden. Praktische weidevogelbescherming in de zin van nestbescherming lijkt voor deze soort weinig zinvol. Wel kan er uit contacten tussen boeren en vogelaars wellicht de bereidheid groeien, om zoveel als mogelijk aan de biotoopwensen van de zomertaling tegemoet te komen. Het uitbreiden van de oppervlakte aan moeras middels natuurontwikkeling kan het aantal geschikte broedgebieden buiten de landbouwgronden doen toenemen. Naast de problemen in de broedgebieden speelt ook de droogte in de Sahel waarschijnlijk een negatieve rol. Opvallend is echter dat, ondanks een reeks van natte winters aldaar, er geen duidelijk herstel van de soort heeft plaatsgevonden.Terugmeldingen van geringde Zomertalingen hebben geleerd dat ze ook veel te lijden hebben van de jacht. Op weg van Afrika naar het noorden passeren ze in het voorjaar Noord-Italië en daar worden er in maart nog veel op doortrek geschoten.Aantal broedparen in Nederland: 1.250-1.750 broedparen (1987) Dit is één-derde van de Noord-West-Europese populatieVerspreiding in Nederland (1979):
Biotoop: Zomertalingen zijn broedvogels van drassige graslanden, brede oevers van ondiepe wateren en andere moerassige gebieden met veel water- en oeverplanten. Het nest bevindt zich in dichte kruidenvegetatie of in een graspol. Het voedsel bestaat uit allerlei plantaardig en dierlijk materiaal, en wordt op of net onder de waterspiegel verzameld.
Territorium: Geen.
Trekken of blijven: Wegtrekken. In tegenstelling tot de Wintertaling is de Zomertaling een echte zomergast die in het vroege voorjaar arriveert en tot eind september en een enkele maal tot in november kan worden gezien. Deze lange-afstandstrekker trekt tot ver voorbij de Sahara.
Bedreigd of niet? De soort staat op de Rode Lijst vanwege de duidelijke afname van het aantal broedparen.
De tijd dat de zomertaling een kenmerkende soort was van de laaggelegen graslanden in het noorden en westen des lands, ligt nog niet ver achter ons. Tot in de jaren zestig kwamen hier tenminste enige duizenden paren tot broeden. Eind jaren zeventig waren minder dan 2000 paren over, terwijl de huidige stand wordt geschat op 1000-1900 paar. Het leeuwedeel daarvan broedt in Friesland, Midden-Nederland, noordelijk Noord-Holland en de Randstad.
De afname van de zomertaling heeft alles te maken met de grote veranderingen op de Nederlandse weidegronden en hooilanden. De ontwatering, het egaliseren van reliëfrijke graslanden, de toenemende veebezetting en de steeds vroegere eerste maaidatum; al deze - met elkaar samenhangende - factoren hebben de soort geen goed gedaan. Immers, zowel het vergaren van voedsel als het vinden van een goede nestplaats zijn er niet eenvoudiger op geworden. Een bijkomend probleem is de steeds verder oprukkende bebouwing in het Groene Hart van de Randstad, één van de belangrijkste broedgebieden voor de soort. Het ziet ernaar uit dat de zomertaling het op weidegronden met een 'normaal' agrarisch beheer niet zal kunnen bolwerken. Alleen graslandreservaten en weilanden met een matig tot zwaar beheerspakket onder de Relatienota lijken op termijn soelaas te bieden. Praktische weidevogelbescherming in de zin van nestbescherming lijkt voor deze soort weinig zinvol. Wel kan er uit contacten tussen boeren en vogelaars wellicht de bereidheid groeien, om zoveel als mogelijk aan de biotoopwensen van de zomertaling tegemoet te komen. Het uitbreiden van de oppervlakte aan moeras middels natuurontwikkeling kan het aantal geschikte broedgebieden buiten de landbouwgronden doen toenemen. Naast de problemen in de broedgebieden speelt ook de droogte in de Sahel waarschijnlijk een negatieve rol. Opvallend is echter dat, ondanks een reeks van natte winters aldaar, er geen duidelijk herstel van de soort heeft plaatsgevonden.
Terugmeldingen van geringde Zomertalingen hebben geleerd dat ze ook veel te lijden hebben van de jacht. Op weg van Afrika naar het noorden passeren ze in het voorjaar Noord-Italië en daar worden er in maart nog veel op doortrek geschoten.
Aantal broedparen in Nederland: 1.250-1.750 broedparen (1987) Dit is één-derde van de Noord-West-Europese populatie
Verspreiding in Nederland (1979):
Atlas van de Nederlandse Broedvogels,Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland
Procentuele ontwikkeling van de Zomertaling in Nederland
Sovon & CBS, 1998
De Zomertaling
(Nico de Haan , uit Vogels, juli/augustus 1988)
Wanneer de zomertaling zijn vrouwtje in de paartijd het hof maakt, is het krakkende, knierpende geluid een karakteristiek kenmerk. De zomertaling is een kleine grondeleend, dat wil zeggen dat hij zijn voedsel meestal in ondiep water zoekt. Het grondelen heeft u vast wel eens gezien bij de tamme eenden in het park. Alleen het achterlijf en staart zijn nog boven water en met de snavel slobberen ze dan de bodem af op zoek naar zaden, planten en kleine waterdiertjes.
De zomertaling doet zijn naam eer aan want hij houdt van een aangename temperatuur. In de na-zomer vertrekken al deze eendjes naar Afrika, waar ze overwinteren langs de rand van het Sahelgebied, iets ten zuiden van de Sahara. Zo’n tocht duurt maar liefst een maand of drie. Daar treffen ze dan een uitgestrekt, overstroomd gebied aan, ontstaan door de hevige stortbuien in de regentijd. Door de snelle verdamping schrompelen deze gebieden ineen tot slechts enkele natte terreinen, waar dan bijna alle zomertalingen uit Europa te vinden zijn. Langdurige droogte in de Sahelzone kan dan een probleem worden, omdat er verder geen uitwijkmogelijkheden zijn. Misschien is daarom de zomertaling een van de vogels die het snelst dreigt te verdwijnen uit ons land. In nog geen tien jaar verdween zo’n 80% van de broedvogels.
Een andere belangrijke oorzaak hiervan is ongetwijfeld de waterstandverlaging in de polders die ook de watersnippen en kemphanen snel doet verdwijnen. Een zomertaling is een liefhebber van dat drasse, moerassige weiland. Hij kan zich niet aanpassen aan de grootscheepse ontwateringen en ruilverkavelingen in onze veenweidegebieden.
Dit kleine eendje kan in de vroege herfst gemakkelijk verward worden met de wintertaling. De mannetjes van beide soorten ondergaan namelijk kort na het broedseizoen een radicale verandering. Al die mooie pronkveren vallen uit. De zomertaling verliest zijn zo kenmerkende witte kopstreep en de wintertaling zijn gele staartdriehoek. Beide krijgen een bruin en grauw verenpak waardoor in het veld alle mannetjes en vrouwtjes van beide soorten sterk op elkaar gaan lijken.