IVN Vecht & Plassengebied - Kennis der Natuur |
|||||||||||||||||||||
Fotoboek | Natuurkrant | Vogelreis Falsterbo | Waterkwaliteit | Virtuele excursie Gunterstein | Poelenwerkgroep het Gooi |
|||||||||||||||||||||
Steenuil (Athene Noctua) | |||||||||||||||||||||
Geluid:
Samenwerking Steenuilen Overleg Nederland Uit Broednieuws 4, Sovon Op 8 maart 1997 is in Arnhem het Steenuilen Overleg Nederland opgericht. Deze organisatie zal inventarisatie, broedbiologisch onderzoek en ringwerk van Steenuilen gaan coördineren. Afgesproken is dat de SOVON-nestkaart gebruikt gaat worden voor het verzamelen van de nestgegevens van steenuilen. Indien u informatie wilt over het Steenuilen Overleg Nederland kunt u contact opnemen met Hein Bloem, Rusthoven 7, 9301 TD Roden (050-5016044)
De drukke avonduren van het kneuteruiltje (Tom van Ewijk, Grasduinen Maart 1989) De steenuil zit misschien even stil, kneuterend in het zonnetje, maar verder staan de felle ogen op actie, harde actie. Het 'juwuiltje' onder de uilen in onze streken is Athena noctua, de steenuil. Van kruin tot staartpunt niet langer dan twintig centimeter, maar desondanks een persoonlijkheid met een karakter vol tegenstrijdigheden. Koddig en tegelijk hoogst ernstig, goedig, maar ook vinnig, onopvallend en niettemin luidruchtig. Kneuterig zit hij in de zon, alsof luieren zijn hoogste doel is, en opeens wordt hij ontzettend actief, zodat het lijkt alsof hij de verloren tijd wil inhalen. Hij is een snelle vlieger. Zijn vlucht lijkt sterk op die van een specht: in bogen rijzend en dalend. Geen boom die hem in de weg staat, hij gaat er dwars doorheen, behendig wiekt hij tussen de takken door. Dat is vooral 's nachts makkelijk, als je een slapend vogeltje wil 'plukken'. Op de grond is hij al even slagvaardig als in de lucht. Hij kan sprinten als een kip. Als een kikker of een hagedis voor hem wegschiet, is hij er dan ook als de kippen bij. 'Huipke' wordt hij in Noord-Brabant genoemd. Dat klinkt heel charmant, maar er wordt 'sukkel' of 'stommerik' mee bedoeld. Dat is de steenuil niet, dus die naam mag van mij naar de mestoverschotten. In Noord-Holland heet hij 'boomuil' of'poepuil'. Deze laatste naam heeft niets met de gierkelder te maken, maar 'poep' houdt hier verband met 'roep'. Nu zijn de geluiden die de steenuil voortbrengt, nogal veelsoortig. Net alsof de vogel verschillende instrumenten kan bespelen. waarbij het van de concertzaal een spookhuis weet te maken. Jaren geleden logeerde ik in het Sauerland (West-Duitsland) op een eenzaam gelegen boerderij. Ik had de avond doorgebracht bij de dichtende bovenmeester van het nabijgelegen dorp en met een hoofd vol witte wijn en bovenmeesterlijke 'Naturlaut' wandelde ik, vervuld van vrede, door de nachtelijke stilte naar huis. Ik was nog niet binnen, of mijn haarwortels prikten van een bloedstollend gekrijs dat eindigde in een aantal langgerekte, trieste kreten. Ik moest er even van bijkomen, voordat ik de trap naar mijn kamer op-ging. Het was een 'Kauz', werd mij de volgende morgen verteld. En 'Kauz', zoals de steenuil in Duitsland wordt genoemd, betekent 'rare snaak'. Kijk, daar kan ik inkomen. Dit was mijn eerste kennismaking met Athena noctua. Van dat ogenblik af ging ik op hem letten en kreeg de vogel verschillende keren te zien. Maar nu nog even terug naar 'poepuil'. Dikwijls roept de steenuil zacht en dof: 'poe poe...' De p tussen deze roep en het woordje uil legt de Yieze' verbinding, kwestie van assimilatie. Vroeger werd de steenuil vanwege zijn stemgeluid in vele gewesten beschouwd als een onheilsprofeet. Hij was de uil die de mensen naar het kerkhof probeerde te lokken. Brehm (1829 -1884) noemt hem echter een 'allerliefst dier, dat de genegenheid van de mens verdient'. Hij vertelt ook, dat deze kleine uil 'vooral graag zweeft rondom het kampvuur van de eenzame jager of reiziger, of in de nabijheid van de helder verlichte vensters van onze huizen komt, waardoor hij bijgelovige lieden de doodschrik op het lijf jaagt'. Maar ik weet uit eigen ervaring dat je er niet bijgelovig voor hoeft te zijn. De oude Grieken vereerden de steenuil echter. Hij gold als het symbool van de wijsheid en was als zodanig de lievelingsvogel van de godin Pallas Athene (die in het oude Rome Minerva heette). "Zijn geestvermogens," vertelt Brehm, "staan volstrekt niet op een laag peil; men kan hem gerust een van de verstandigste van alle uilen noemen." Ik kan dit niet beoordelen, maar Otto Farber, die over uilen schreef en ze fotografeerde, vertelt in zijn boekje 'Nachtvogels' (1976) over zijn steenuil Florian, dat 'het kleine, grappige kereltje' hem en zijn huisgenoten eindeloos plezier verschafte. "Florian was heel tarn en heel vertrouwelijk. Hij liet zich altijd opnemen en kwam zelfs als hij werd geroepen dadelijk aanvliegen." In Italic1 werden (en worden misschien nog) steenuiltjes als huisdier gehouden, om in huis, tuin en hof muizen, slakken en lastige insecten te vangen. Het is mogelijk dat deze uil 'verstandig' wordt gevonden omdat hij zo tam kan worden en de mens meer dan andere uilesoorten vertrouwd is vanwege het feit dat hij niet alleen 's nachts. maar ook overdag actief is. vooral in de periode dat hij jongen moet grootbrengen. Dan jaagt hij meestal vanaf een uitkijkpost. Dat kan een boomstronk zijn. een nek of een paaltje in het weiland. In elk geval heeft de steenuil ook overdag een scherpe blik. In de zomer bestaat zijn prooi hoofdzakelijk uit kevers, sprinkhanen, rupsen en regenwormen. Verder eet hij kleine zoogdieren als muizen en spitsmuizen en vogels ter grootte van een leeuwerik. Maar een kikker of een hagedis wordt, zoals ik al vertelde, na een geslaagde sprint eveneens met graagte opgepeuzeld. Toch vormen muizen zijn hoofdvoedsel en pakt hij voornamelijk in najaar en winter wel eens een vogeltje, meestal mussen. Of het nu komt door zijn geringe grootte of omdat hij zich als nachtvogel ook overdag in het veld waagt, weet ik niet, maar het valt op dat de steenuil nogal veel vijanden heeft. Havik en sperwer grijpen hem, als ze de kans krijgen. Als een steenmarter hem in zijn schuilplaats ontdekt. mogen de gevolgen u duidelijk zijn. Bovendien neemt de marter het nest in beslag. Dat doet de bosuil ook nadat hij het uiltje van Athena heeft koudgemaakt. Een steenuil die onverhoopt in de buurt van bosuilen nestelt, heeft in de regel zijn doodsbed gespreid. En dan heb je de wezel die zijn eieren steelt. En de kraaien, eksters en vlaamse gaaien niet te vergeten. Krijgen die hem in de gaten, dan wordt het uiltje getreiterd tot het de pesterijen niet meer verdragen kan. Plotseling slaat het de vleugels uit en zoekt een goed heenkomen. hardnekkig achtervolgd door zijn krijsende kwelgeesten. Zelfs zangvogels, waaronder ukkies als sijsjes en goudhaantjes. kunnen Athena het leven zuur maken. Met z'n allen durven ze wel. In 'Het Vogeljaar' (vijfde druk zegt Thijsse: "Het is een tactiek die door de kleine vogels met succes wordt toegepast ten opzichte van roofgedierte, niet alleen roofvogels. maar ook wel katten en wezels... Het spreekwoord zegt wel. dat blaffende honden niet bijten. maar drukte en geraas zijn toch ook niet zo heel makkelijk te verdragen." Als vogel van de nacht en vogel van de dag is de steenuil steeds op zijn qui vive. Tussendoor knapt hij een uiltje, overdag liefst kneuterend in het zonnetje. Wel zijn de avonduren voor hem in de regel de uren van de grootste activiteit. Hij houdt van een open, kleinschalig landschap met bosjes, houtwallen en hoogstamboomgaarden. De leefruimte die hem in ons land steeds minder gegund wordt. Hij broedt bij voorkeur in holle bomen, vooral knotwilgen en oude fruitbomen, en in schuren en rotsspleten. Maar ook in konijnenholen, steile oevers, graspollen en steenhopen worden steenuilnesten gevonden. Het aantal broedparen in Nederland wordt volgens Sovon (1987) geschat op 8000 tot 12.000. Dat klinkt in deze bange tijden toch niet ontmoedigend. Veelal kennen steenuilen een vaste paarbinding en denken ze al in februari of begin maart aan gezinsuitbreiding. Ze zijn dan erg onrustig en soms lijkt het alsof ze ruzie hebben. Vooral in de avond- en ochtendschemering laten ze zich horen, maar ook 's nachts en overdag. Een nest bouwen ze niet, het gaat ze om een geschikte schuilplaats. Het aantal witte, bolvormige eieren ligt in de regel tussen drie en zes. Ze worden met tussenpozen van twee dagen gelegd en door het vrouwtje gedurende drie tot vier weken bebroed. Tot slot een herinnering. Een jaar of wat geleden zag ik ergens aan de Vlist (Zuid-Holland) een steenuil in een knotwilg. Hij keek me een hele tijd strak aan en toen….. toen gaf hij me een knipoogje. Ik voelde me even in een sprookjesboek beland.
|
|||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||