IVN Vecht & Plassengebied - Kennis der Natuur
Excursies | Vogels | Vleermuizen | Natuurgebieden | Groencursus | Natuurgidsencursus | Organisatie | IVN Vecht & Plassengebied
Fotoboek | Natuurkrant | Vogelreis Falsterbo | Waterkwaliteit | Virtuele excursie Gunterstein | Poelenwerkgroep het Gooi
Geluid: Grootte: -Biotoop: overal waar geschikte holtes aanwezig zijn, zowel in oud loofbos als in stedenTerritorium: -Trekken of blijven: -Bedreigd of niet? -Aantal broedparen in Nederland: 725.000 broedparen (1979) Verspreiding in Nederland (1979): Atlas van de Nederlandse Broedvogels,Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland Procentuele ontwikkeling van de Spreeuw in Nederland: Sovon & CBS, 1998 Onbekommerd kleurenwonder De spreeuw is allesbehalve een grijze mus Uit ‘Natuur’, het magazine van vereniging natuurmonumenten, mei 2001. Dick de Vos. Jac.P. Thijsse, natuurkenner en medeoprichter van Natuurmonumenten, was dol op spreeuwen. ‘Geen tevredener en gezelliger vogel dan de spreeuw,’ schreef hij in het Verkade-album Lente uit 1906. Thijsse was zelfs zo enthousiast over de spreeuw dat hij hem koos als ex-libris met als devies: ‘onbekommerd’. Een nadere kennismaking met onze buurman de spreeuw, die ons verbaast met imitatiekunsten, spreeuwenwolken, feminisme en met kleurenpracht. Onder serieuze vogelaars zijn spreeuwen het aanzien niet waard: ze zijn letterlijk op elke straathoek te vinden. Vreemd eigenlijk dat de populariteit van een vogel tegenovergesteld is aan de mate waarin hij voorkomt. Als de spreeuw een zeldzame dwaalgast was, zou heel vogelend Nederland zich, gewapend met telescopen en verrekijkers, vergapen aan z’n leuke gedrag, het gladde verenpak met die schitterende kleuren. Richt een kijker op een zonnebadende spreeuw en je ziet zwart, bruin en wit, overgoten met een paarse of groene zweem. En trouwens: ook de záng van de spreeuw mag er wezen. Die is een aaneengeschakeld geheel van klikkende, rollende en slissende geluiden, onderbroken door een hard, in toon dalend gefluit, zo ongeveer als kinderen doen wanneer ze het geluid van langssuizende kogels nabootsen. Hij heeft bovendien een fenomenaal vermogen tot imitatie. Niet alleen de zang van andere vogels, maar ook sirenes, autoalarmen, computerspelletjes, wekkers, geplons en gekwaak van kikkers, kan hij feilloos nadoen. Men zegt dat spreeuwen zelfs kunnen leren praten. Het repertoire is zo uitgebreid dat de spreeuw feitelijk alles in zich heeft om de nachtegaal naar de kroon te steken. Feministische meetlat Waarom er desondanks geen prachtige zang is geëvolueerd, is een raadsel. Misschien omdat de zang nauwelijks een rol speelt bij de paarvorming en de voortplanting. Want een spreeuwenman verleidt een vrouw niet door romantische liefdesliederen, maar – nogal materialistisch – met een huis. De spreeuw is een holenbroeder en zoekt dan ook geschikte holle bomen, schoorsteenpijpen, dakpannen, lege blikjes. Ja, alles wat maar in de verte aan een holte doet denken, komt in geval van nood in aanmerking als nestplaats. In Australië zijn zelfs spreeuwennesten op de rug van een schaap aangetroffen. Het populairst zijn echter hooggelegen nestplaatsen. De spreeuwenman begint hoog op de feministische meetlat: in maart begint hij zelf met de grote schoonmaak van oude nesten. Eerst moet alle rommel eruit, daarna legt hij op de bodem een ovaal basisnest van takjes, stro en hooi. Als hij de kans krijgt, maakt het mannetje vaak zelfs meerdere nesten, die hij fel verdedigt tegen mannen die te dichtbij komen. Daarna gaat hij zingen in de buurt van een van de nesten. Met opgezette keelveren en geflapper met afhangende vleugels maakt hij daar een hele show van. Heeft hij eenmaal de aandacht van een vrouwtje getrokken dan vliegt hij haar vóór naar het nest. Het vrouwtje inspecteert de woning aandachtig en kiest al of niet voor het nest, en daarmee voor de man. Zelf maakt ze het nest af door er veertjes, draadjes en andere zachte materialen in te leggen. Al bij afspraak leggen alle spreeuwenvrouwen ongeveer tegelijk een legsel van vijf tot zes blauwige eitjes. Dit gebeurt zo tegen half april – afhankelijk van het lenteweer iets eerder of later. Beide vogels broeden, maar het mannetje toont zich nu heel wat minder geëmancipeerd: hij houdt het zelden meer dan een uur vol en sowieso nooit ‘s nachts. Na twaalf dagen broeden komen, tegen eind april, begin mei, de eieren van alle spreeuwen vrijwel allemaal tegelijk uit. Een raadselachtige synchroniteit. Dan begint het grote voeren. Spreeuwen eten alles, maar halen voor de jongen vooral insecten. De ouders brengen het voer soms al voordat de jongen uit het ei zijn gekropen. De snavelranden van de jongen zijn helder geel, hun kelen fel oranjerood, en die kleurcombinatie schijnt de ouders te prikkelen hun voedsel af te staan. De spreekwoordelijke hongerlappen groeien als kool en verlaten na twintig dagen het nest. Nog een dag of vijf worden de jongen door de ouders gevoerd. Vanaf eind mei, begin juni zie je vaak familietroepjes door de weilanden scharrelen; in gesloten formatie prikken ze in de bodem naar iets eetbaars. Volkstelling Families sluiten zich bij elkaar aan en elke dag worden de groepen groter, tot zich in augustus enorme troepen hebben gevormd. Dat leidt ten slotte tot de bekende spreeuwenwolken en de slaapplaatsen van soms wel tienduizenden vogels. Waarom spreeuwen zo massaal overnachten, is een nog steeds niet goed begrepen verschijnsel. Veilig voor roofvogels zijn ze niet echt, want zo’n knetterhard gekwetter trekt al van verre de aandacht. Wel is de kans dat een spreeuw in de groep wordt gegrepen kleiner omdat de roofvogel moeite heeft met kiezen. Vooral onervaren rovers hebben daar moeite mee. Profiteren van elkaars lichaamswarmte kan ook niet de reden zijn, want de vogels verzamelen zich juist in de nazomer. De Britse biologe Wynne-Edwards houdt het erop dat spreeuwen zich verzamelen bij wijze van volkstelling. Ze willen zien met z’n hoevelen ze zijn, met het oog op de beschikbare hoeveelheid voedsel in de omtrek. Wie ze deze zomer en herfst weer eens hoort, weet nu dus dat ze waarschijnlijk bezig zijn met een voedselconferentie.
Grootte: -Biotoop: overal waar geschikte holtes aanwezig zijn, zowel in oud loofbos als in stedenTerritorium: -Trekken of blijven: -Bedreigd of niet? -Aantal broedparen in Nederland: 725.000 broedparen (1979) Verspreiding in Nederland (1979):
Biotoop: overal waar geschikte holtes aanwezig zijn, zowel in oud loofbos als in steden
Territorium: -
Trekken of blijven: -
Bedreigd of niet? -
Aantal broedparen in Nederland: 725.000 broedparen (1979)
Verspreiding in Nederland (1979):
Atlas van de Nederlandse Broedvogels,Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland
Procentuele ontwikkeling van de Spreeuw in Nederland:
Sovon & CBS, 1998
Onbekommerd kleurenwonder De spreeuw is allesbehalve een grijze mus
Uit ‘Natuur’, het magazine van vereniging natuurmonumenten, mei 2001. Dick de Vos.
Jac.P. Thijsse, natuurkenner en medeoprichter van Natuurmonumenten, was dol op spreeuwen. ‘Geen tevredener en gezelliger vogel dan de spreeuw,’ schreef hij in het Verkade-album Lente uit 1906. Thijsse was zelfs zo enthousiast over de spreeuw dat hij hem koos als ex-libris met als devies: ‘onbekommerd’. Een nadere kennismaking met onze buurman de spreeuw, die ons verbaast met imitatiekunsten, spreeuwenwolken, feminisme en met kleurenpracht.
Onder serieuze vogelaars zijn spreeuwen het aanzien niet waard: ze zijn letterlijk op elke straathoek te vinden. Vreemd eigenlijk dat de populariteit van een vogel tegenovergesteld is aan de mate waarin hij voorkomt. Als de spreeuw een zeldzame dwaalgast was, zou heel vogelend Nederland zich, gewapend met telescopen en verrekijkers, vergapen aan z’n leuke gedrag, het gladde verenpak met die schitterende kleuren. Richt een kijker op een zonnebadende spreeuw en je ziet zwart, bruin en wit, overgoten met een paarse of groene zweem.
En trouwens: ook de záng van de spreeuw mag er wezen. Die is een aaneengeschakeld geheel van klikkende, rollende en slissende geluiden, onderbroken door een hard, in toon dalend gefluit, zo ongeveer als kinderen doen wanneer ze het geluid van langssuizende kogels nabootsen. Hij heeft bovendien een fenomenaal vermogen tot imitatie. Niet alleen de zang van andere vogels, maar ook sirenes, autoalarmen, computerspelletjes, wekkers, geplons en gekwaak van kikkers, kan hij feilloos nadoen. Men zegt dat spreeuwen zelfs kunnen leren praten. Het repertoire is zo uitgebreid dat de spreeuw feitelijk alles in zich heeft om de nachtegaal naar de kroon te steken.
Feministische meetlat Waarom er desondanks geen prachtige zang is geëvolueerd, is een raadsel. Misschien omdat de zang nauwelijks een rol speelt bij de paarvorming en de voortplanting. Want een spreeuwenman verleidt een vrouw niet door romantische liefdesliederen, maar – nogal materialistisch – met een huis. De spreeuw is een holenbroeder en zoekt dan ook geschikte holle bomen, schoorsteenpijpen, dakpannen, lege blikjes. Ja, alles wat maar in de verte aan een holte doet denken, komt in geval van nood in aanmerking als nestplaats. In Australië zijn zelfs spreeuwennesten op de rug van een schaap aangetroffen. Het populairst zijn echter hooggelegen nestplaatsen.
De spreeuwenman begint hoog op de feministische meetlat: in maart begint hij zelf met de grote schoonmaak van oude nesten. Eerst moet alle rommel eruit, daarna legt hij op de bodem een ovaal basisnest van takjes, stro en hooi. Als hij de kans krijgt, maakt het mannetje vaak zelfs meerdere nesten, die hij fel verdedigt tegen mannen die te dichtbij komen. Daarna gaat hij zingen in de buurt van een van de nesten. Met opgezette keelveren en geflapper met afhangende vleugels maakt hij daar een hele show van. Heeft hij eenmaal de aandacht van een vrouwtje getrokken dan vliegt hij haar vóór naar het nest. Het vrouwtje inspecteert de woning aandachtig en kiest al of niet voor het nest, en daarmee voor de man. Zelf maakt ze het nest af door er veertjes, draadjes en andere zachte materialen in te leggen. Al bij afspraak leggen alle spreeuwenvrouwen ongeveer tegelijk een legsel van vijf tot zes blauwige eitjes. Dit gebeurt zo tegen half april – afhankelijk van het lenteweer iets eerder of later. Beide vogels broeden, maar het mannetje toont zich nu heel wat minder geëmancipeerd: hij houdt het zelden meer dan een uur vol en sowieso nooit ‘s nachts. Na twaalf dagen broeden komen, tegen eind april, begin mei, de eieren van alle spreeuwen vrijwel allemaal tegelijk uit. Een raadselachtige synchroniteit. Dan begint het grote voeren. Spreeuwen eten alles, maar halen voor de jongen vooral insecten. De ouders brengen het voer soms al voordat de jongen uit het ei zijn gekropen. De snavelranden van de jongen zijn helder geel, hun kelen fel oranjerood, en die kleurcombinatie schijnt de ouders te prikkelen hun voedsel af te staan. De spreekwoordelijke hongerlappen groeien als kool en verlaten na twintig dagen het nest. Nog een dag of vijf worden de jongen door de ouders gevoerd. Vanaf eind mei, begin juni zie je vaak familietroepjes door de weilanden scharrelen; in gesloten formatie prikken ze in de bodem naar iets eetbaars.
Volkstelling Families sluiten zich bij elkaar aan en elke dag worden de groepen groter, tot zich in augustus enorme troepen hebben gevormd. Dat leidt ten slotte tot de bekende spreeuwenwolken en de slaapplaatsen van soms wel tienduizenden vogels. Waarom spreeuwen zo massaal overnachten, is een nog steeds niet goed begrepen verschijnsel. Veilig voor roofvogels zijn ze niet echt, want zo’n knetterhard gekwetter trekt al van verre de aandacht. Wel is de kans dat een spreeuw in de groep wordt gegrepen kleiner omdat de roofvogel moeite heeft met kiezen. Vooral onervaren rovers hebben daar moeite mee. Profiteren van elkaars lichaamswarmte kan ook niet de reden zijn, want de vogels verzamelen zich juist in de nazomer. De Britse biologe Wynne-Edwards houdt het erop dat spreeuwen zich verzamelen bij wijze van volkstelling. Ze willen zien met z’n hoevelen ze zijn, met het oog op de beschikbare hoeveelheid voedsel in de omtrek. Wie ze deze zomer en herfst weer eens hoort, weet nu dus dat ze waarschijnlijk bezig zijn met een voedselconferentie.