IVN Vecht & Plassengebied - Kennis der Natuur


Excursies | Vogels | Vleermuizen | Natuurgebieden | Groencursus | Natuurgidsencursus | Organisatie | IVN Vecht & Plassengebied

Fotoboek | Natuurkrant | Vogelreis Falsterbo | Waterkwaliteit | Virtuele excursie Gunterstein | Poelenwerkgroep het Gooi

Huismus (Passer Domesticus)

Huismus (Passer Domesticus)


 

Geluid:

© ETI BioInformatics, SoortenBank.nl

Herkenning: L 14,5 cm. Het is opvallend hoe weinig mensen er zijn, óók vogelmensen, die het verenkleed van een Huismus kunnen beschrijven. 't is gek dan men gewoonlijk niet de moeite neemt om zo'n 'doodgewone vogelsoort' eens wat nauwkeuriger te bekijken. Er zijn twee soorten mussen in Nederland en de Huismus is van beide soorten de meest talrijke. De andere soort is de Ringmus. Deze komt 10 keer zo weinig voor als de Huismus. Ze lijken op het eerste gezicht sterk op elkaar, maar er zijn toch wel opvallende verschillen. De Huismus heeft een grijze kruin, de Ringmus een bruine. Daarnaast heeft de Ringmus een duidelijke witte ring om de hals.

Biotoop: dorpen, steden, maar ook platteland.

Komt in Nederland voor als: Jaarvogel.

Bedreigd of niet? Er is iets aan de hand met onze Huismus, de staatjongen onder de vogels. Nog wat aarzelend durft men te beweren dat het deze vogelsoort niet zo goed gaat, maar diegenen die veel Huismussen vroeger om huis en hof hadden, hoor je daar wel wat duidelijker over. Zonder met cijfers dat aan te kunnen tonen beweren velen dat de Huismus veelvuldig bij hen voorkwam en tegenwoordig echt een ongewone gast is geworden of zelfs geheel is verdwenen. Er worden niet veel precieze tellingen en onderzoek naar deze soort gedaan en zelfs nu nog wordt de soort tijdens stadstellingen zelden nauwkeurig bekeken. De een beweert dat er nestgelegenheid ontbreekt en de ander vindt dat er te veel gifstoffen worden gebruikt op gemeentelijke gronden en in particuliere tuinen. Maar ook op plaatsen waar de gelegenheid tot broeden volkomen gelijk bleef, zijn ze verdwenen. Daar kan het in eerste instantie niet aan liggen. Op veel spoorwegstations woonden vroeger ook veel Huismussen. Als we bij ons in de omgeving naar de achteruitgang kijken, lijkt het erop dat de volwassen vogels zich nog enige tijd hebben kunnen handhaven, maar dat voor de jongen van deze zaadetende soort geen of onvoldoende insectensoorten meer te vinden zijn om hen vliegvlug te kunnen laten worden. Jongen worden voor een groot deel namelijk met insecten gevoerd, zoals dat bij vele zaadeters het geval is. Die insecten kunnen op velerlei wijzen zijn verdwenen onder meer door ongezonde stadslucht veroorzaakt door verkeer en gebruik van allerlei giffen om zogenaamd 'onkruid' en lastige insecten te bestrijden. Op bepaalde plaatsen op het platteland komen wij soms nog hele kluchten Huismussen tegen, dat valt op en daar is het leven nog aangenamer.

De Huismus komt niet voor op de rode lijst van het IUCN: http://www.iucnredlist.org/search/details.php/53069/summ  

Aantal broedparen in Nederland:

1.000.000-2.000.000 broedparen (1979)

 500.000-1.000.000 broedparen (2004)

Geschatte aantal individuen in Europa: 130.000.000 tot 270.000.000

Verspreiding in Nederland (1979):


Atlas van de Nederlandse Broedvogels,
Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland

Procentuele ontwikkeling van de Huismus in Nederland:


Sovon & CBS, 1998

Verspreiding broedgevallen in Nederland:

Trend Huismus broedvogels in Nederland:

 

http://www.sovon.nl/soorten.asp?euring=15910&lang=nl

Zie ook http://waarneming.nl/soort.php?id=122&wno_datum_van=&wno_datum_tm=&tab=kaart 

Verspreiding in Europa:

© ETI BioInformatics, SoortenBank.nl

http://www.vogelbescherming.nl/content.aspx?cid=2360

Wereldverspreiding broedgebied Huismus. Uit Atlas van de Europese Vogels, Prof. Dr. K.H. Voous, 1960

 

YouTube:

 

Mussenhandelaar toch nog gestraft

Uit Vogels, 1998-6

Er is definitief recht gesproken in de zaak van de 1.236.000 diepgevroren Chinese Ringmussen. Bijna twee jaar geleden werden de vogeltjes ontdekt in een container in de haven van Antwerpen. De mussen waren bestemd voor de consumptie en zouden naar Italië worden doorgevoerd. De Nederlandse wildhandelaar die de vogels exporteerde werd vorig jaar juni vrijgesproken omdat de mussen in China en Italië niet beschermd zijn. De Vogelbescherming Vlaanderen en de officier van justitie tekenden echter beroep aan. In hoger beroep kreeg de verdachte een boete van 20.000 Belgische frank (1.100 gulden) voor het illegaal in België importeren van de Ringmussen. Import is in strijd met de Vlaamse en Europese wetgeving. De diepgevroren vogels, met een waarde van 180.000 gulden, werden verbeurd verklaard en zullen worden vernietigd.





De Huismus lijkt niet thuis

Uit Vogels, 1998-4, Minouk van der Plas-Haarsma

Hij heet het meest gewone vogeltje van Nederland: de mus. Maar hoe vaak zien we hem nog! Tellingen lijken te bevestigen wat elke stads- bewoner vaag al vermoedde: de mus laat zich minder zien. Wat is er aan de hand als een brutaal cultuurvolgertje het laat afweten! De weinige verklaringen zijn niet echt bevredigend.

De gewoonheid en vanzelfsprekende aanwezigheid van mussen is ons misschien parten gaan spelen. Ze waren te weinig bij- zonder om ons druk over ze te maken. Terwijl ze er toch bijna om vragen om in termen van mensengedrag beschreven te worden. Wie moet er niet glimlachen bij het zien van mannetjes die met opzichtige witte veertjes sjouwen om aandacht te trekken; net vrijers met een iets te grote bos rozen. Of die andere mannetjes; die voor hun jongen zorgen terwijl het vrouwtje op de eieren van het tweede legsel zit te broeden. Wat een brave huisvaders.
Het zou toch de wereld op zijn kop zijn als we - zonder ons daar druk om te maken - die gezellige mus uit onze parken, tuintjes en straten zien verdwijnen, terwijl de merels in de bloembakken op het balkon rondscharrelen? Niets kwaads over de merel, maar die is toch eigenlijk een schuwe bosvogel, terwijl de mus, zolang we weten, een 'brutale' medebewoner van onze eigen leefomgeving is.
Het ligt inmiddels een tijd terug in de geschiedenis: de eerste generatie milieu-activisten en hun voorspellingen over de neergang van de natuur in Nederland als er geen drastische rem op het gebruik van pesticiden zou worden gezet. Van die natuur zou heel weinig overblijven; slechts enkele 'onverwoestbare' planten- en diersoorten zouden de ramp overleven. Een vaak genoemde kandidaat-overlever was de huismus: de slimme flexibele streetwise stadsbewoner die altijd wel kans zag zijn kostje bij elkaar te scharrelen. Verbazing en ongeloof dus, toen in 1997 het SOVON bekend maakte dat ook de huismus in aantal afnam. Zeldzaam was de soort nog niet geworden, maar er was kennelijk wel iets verontrustends aan de hand. De 'harde bewijzen' voor teruggang van de soort waren wat mager, maar toen er eenmaal aan de bel was getrokken had bijna iedereen een 'aha-belevenis'; het had er alle schijn van dat de ordinaire mus zich veel minder vaak liet zien dan vroeger.
Dat zet aan het denken, vooral omdat we aan het eind van de jaren negentig tot de conclusie komen dat het iets anders ligt met de kansen voor vogels dan we in de jaren zestig voorzagen. De afname van het bestrijdingsmiddelengebruik heeft gelukkig een aantal soorten - in het bijzonder de roofvogels - uit de gevarenzone gehaald. De huidige bedreiging komt eerder van biotoopvernietiging. Nu zou je kunnen denken dat de biotoop van de huismus helemaal niet achteruit gaat. Integendeel; het bebouwd oppervlak in Nederland neemt nog steeds toe. Ideaal voor de huismus zou je denken. Recente tellingen wijzen op het tegenovergestelde.

Mussen tellen valt niet mee
Het tellen van huismussen is overigens geen eenvoudige zaak- Heel lang is zelfs de noodzaak om aantallen bij te houden niet onderkend. Van huismussen waren er gewoon ontzettend veel. Té veel zelfs volgens de boeren en de mus is nog steeds één van de weinige soorten die in alle jaargetijden gedood mag worden. Ook vogelaars hadden doorgaans weinig belangstelling voor de huis- mus. Door zijn sterke band met de menselijke omgeving viel voor sommigen de meest algemene soort eerder in de categorie post- duiven en boereneenden, dan in die van soorten die aandacht en bescherming verdienen.
Bijna alle onderzoekers die zich met de huismus bezig zijn gaan houden liepen tegen hetzelfde probleem op; hoe bepaal je de aantallen van deze soort? Mussen nestelen meestal op of bij huizen, het zijn geen vogels die om zes uur 's ochtends al zitten te roepen. Om dus met een verrekijker daken af te speuren op een tijd dat de gemiddelde Nederlander net uit bed komt, zet geen zoden aan de dijk. Het is ook niet duidelijk of alle mannetjes altijd tegelijk roepen. Het mannetje roept bij de nestholte om een vrouwtje te lokken, maar het is niet zeker of mannetjes van een bestaand paar even vaak en intensief tsjielpen als een mannetje dat wel een nest veroverd heeft maar nog geen vrouwtje. Het is een aspect wat bij mussen wel wat beter bestudeerd zou mogen worden. Een andere methode is om in het begin van de herfst, als de mussen na het beëindigen van het broedseizoen in troepen rond- zwerven deze, troepen te localiseren en dan te tellen. Het nadeel van deze methode is dat alle dieren zonder onderscheid geteld worden. Het blijkt heel lastig om het percentage eerstejaars vogels in de groep te schatten. En dat telt, want in de loop van de winter komt meer dan de helft van die eerstejaars om. Toch kan deze methode bruikbare resultaten opleveren, zeker als het er om gaat om verschillende jaren met elkaar te vergelijken.

De vogelwerkgroep Gooi en Vechtstreek probeert met een vergelijkbare methode om inzicht te krijgen in de aantallen mussen. Gedurende twee telperiodes van veertien dagen wordt op vaste plaatsen en tijden voer gestrooid. Mussen hebben snel door waar voedsel te vinden is en de groep die op die plaats geteld wordt geeft een goed beeld van het aantal mussen in de naaste omgeving. De telperiodes liggen aan het begin van het broedseizoen tussen 1 maart en 1 april, en na het broedseizoen tussen 15 september en 31 oktober. Het voert te ver om alle resultaten van deze tellingen te bespreken maar het merendeel van de tellers gaf aan dat het aantal mussen in hun omgeving afnam.
In Nijmegen zijn ook waarnemers beter op mussen gaan letten. Door het aantal roepende mannetjes van jaar tot jaar te vergelijken komen zij tot een afname van 20 tot 30% over de afgelopen jaren. Als oorzaak denken de Nijmeegse tellers vooral aan veranderingen in het leefgebied. 'Inbreiding' in de stad: het verdwijnen van open stukjes. Het onderzoek van Hey uit 1985 laat zien dat huismussen het 't best doen in buitenwijken met een hoog percentage groen.
Buiten de stad valt vooral de verandering in landbouwgewas op: waar tot voor kort nog graan verbouwd werd liggen nu vaak maïsakkers. Het zou wel eens de belangrijkste reden voor de achteruitgang van de mus op het platteland kunnen zijn; het verdwijnen van het jaarlijkse luilekkerland op de korenvelden. Die verandering is trouwens al tientallen jaren geleden ingezet bij het verschijnen van de Combine, de combined harvester. Het graan wordt in juli of augustus al geoogst en meestal direct afgevoerd naar overdekte pakhuizen.

Er moet meer aan de hand zijn
De meest plausibele oorzaken voor de achteruitgang zouden dus zijn: minder nestgelegenheid door moderne huizenbouw, en minder voedsel door verdichting van bebouwing in de stad en - in de nazomer en winter - door veranderingen in de moderne landbouw. Het klinkt logisch, maar het overtuigt niet helemaal. Het is moeilijk om afstand te doen van het beeld van de huismus die zich er wel doorheen slaat in de gestaag veranderende bebouwing van Nederland. Zou er niet meer aan de hand kunnen zijn? Voor een duidelijker beeld moeten er eigenlijk meer werkgroepen aan de slag. We zouden op zijn minst antwoord kunnen krijgen op de vraag in welke woongebieden de mus echt achteruitgaat, waar hij zich handhaaft en - wie weet? - waar hij vooruit gaat.

Behalve hun gedrag onderling zijn er in de familie van de mussen ook nog andere zaken die niet opgehelderd zijn. Hoe komt het dat alleen in Italië en Noord-Afrika een kruising van de huismus en Spaanse mus leeft: de Italiaanse mus? Waarom is de Spaanse mus zoveel zeldzamer? In Portugal, vlakbij de Spaanse grens trouwens, ontdekten we eens een echte kolonie van Spaanse mussen. Twee populieren in een bocht van een riviertje waren helemaal volgebouwd met de losse, bolvormige en slordige strootjesnesten die je soms ook van huismussen ziet. Het was het moment dat de balts voor het tweede legsel bezig was. Mannetjes riepen bij het nest of waren druk bezig met het voeren van de jongen uit het eerste nest die net vliegvlug waren. Sommige waren kennelijk zonder pardon uit het nest gewerkt terwijl ze daar nog niet helemaal aan toe waren en die jongen hipten hulpeloos rond op de grond. Boven de kolonie zweefden dan ook een zwarte wouw en een dwergarend om hun slag te slaan. Onder de boom lagen ook restanten van kennelijk slecht geconstrueerde nesten. AI met al was het nogal een zootje, heel anders dan de prachtige stevige weverburchten in Afrika.

Zo dichtbij als mussen zijn - of altijd zijn geweest - zo weinig weten we eigenlijk van hun leven. Ze broeden in losse kolonies, maar waar wordt dat gedrag door bepaald? Hangt de grootte van de kolonie af van beschikbare nestplaatsen of beschikbaar voedsel?

Een ander raadsel is de sociale balts. Aan het begin van het broedseizoen zie je luidruchtige groepen langs stuiven; een aantal mannetjes achtervolgt een vrouwtje waarbij ze met opgestoken staart en afhangende vleugels in halve cirkels om haar heen hippen en naar haar staart pikken. Het roept bij waarnemers de associatie op aan groepsverkrachting, maar bij nadere beschouwing is dat niet zo. Het is meer een gezelschapsspel. Wie een poosje naar bezige mussen kijkt ziet dat zo'n groepsbalts maar af en toe ontstaat.
Als een vrouwtje rustig blijft zitten komen er af en toe wel wat mannetjes om te kijken of er wat te beleven valt en ze trekken dan andere mannetjes aan door hun geroep. Maar pas als het vrouwtje meedoet komt de sociale balts op gang. Ze vliegt een paar keer op en gaat ergens anders zitten. Ze dreigt zelfs met open snavel naar de mannetjes. Toch volgt er geen paring met zo'n vrouwtje dat het middelpunt was van de actie, maar het schijnt dat de paringsactiviteit van de bestaande mussenparen wel toeneemt na een sociale baltsceremonie.