IVN Vecht & Plassengebied - Kennis der Natuur


Excursies | Vogels | Vleermuizen | Natuurgebieden | IVN Vecht & Plassengebied |Paddestoelen Excursies zoeken op: Datum | Locatie | Onderwerp | Of uw eigen wandeling samenstellen
Zwarte Stern (Chlidonias Niger)
 

Zwarte Stern (Chlidonias Niger)

 


 

Geluid:

© ETI BioInformatics, SoortenBank.nl


Grootte: Kleiner dan een visdiefje.

Biotoop: Zwarte sterns zijn vogels van ondiepe, zoete tot brakke moerassen en wateren. Gebroed wordt in zompige weilanden en verlandingszones, bij voorkeur in velden van krabbescheer en op eilandjes van plantenresten. In de broedtijd worden vooral grote insecten gegeten. Daarnaast staan ongewervelden en vis op het menu.

Territorium: Ze broeden in kolonies en hebben geen territorium.

Trekken of blijven: Het zijn trekvogels, die 's winters voor de kust van tropisch West-Afrika bivakkeren.

Bedreigd of niet? De zwarte stern staat op de Rode Lijst omdat sprake is van een sterke afname van zowel de omvang als de verspreiding van de Nederlandse broedpopulatie. Bovendien broedt meer dan een kwart van de West-Europese zwarte sterns in Nederland.

Rond 1900 was de zwarte stern een gewone broedvogel van laagveenstreken, het rivierengebied en in mindere mate van vennen op de zandgronden. Een voorzichtige schatting komt op tenminste 10.000 tot 20.000 broedparen. Reeds vroeg in de eeuw werd gesproken van een afname, een tendens die in de jaren vijftig steeds duidelijker naar voren kwam. Hele kolonies van ettelijke tientallen paren verdwenen in enkele jaren tijds als sneeuw voor de zon. Rond 1975 waren nog zo'n 2000-3000 paren over, nu is dat verder geslonken tot 900-1400 paren, voornamelijk in de Utrechts-Hollandse veenplassen, Friesland, de Kop van Overijssel en de Gelderse Poort. Naast de negatieve trend valt op, dat de aantallen van jaar tot jaar sterk schommelen. Positieve uitschieters worden deels veroorzaakt door droogte in buitenlandse broedgebieden. De sterns ontvluchten dergelijke gebieden en kunnen vervolgens voor één broedseizoen binnen onze landsgrenzen nestelen.

De afname van de zwarte stern kent verschillende oorzaken. Erg belangrijk is de grootscheepse afname van krabbescheer, de belangrijkste leverancier van nestgelegenheid. Die afname heeft alles te maken met watervervuiling, of beter gezegd: Met het inbrengen van gebiedsvreemd hard water in veensloten en -plassen. Verder speelt de sterk toegenomen bemesting en de verdroging van veel veengraslanden een grote rol. Juist op weinig bemeste graslanden komen namelijk veel grote insecten voor. Op plaatsen waar zulke extensieve graslanden nog bestaan, bevinden zich de laatste zwarte stern-bolwerken in ons land! In hoeverre de situatie in de winterkwartieren mede verantwoordelijk is voor de aantalsafname is niet bekend. Nader onderzoek kan hier wellicht uitsluitsel over geven. Op plaatsen waar afname van het aanbod aan nestplaatsen het grootste probleem is, kan de soort geholpen worden met het aanbrengen van nestvlotjes. Lokaal hebben dergelijke vlotjes hun nut al bewezen. Waterrijke natuurgebieden met veel krabbescheer zijn het best gediend met een hydrologische isolatie, waarbij het inkomende (regen)water zoveel mogelijk wordt vastgehouden. Verder moet de watervegetatie nabij de broedplaatsen zich ongestoord kunnen ontwikkelen. Het afsluiten van deze (deel)gebieden voor waterrecreanten is dan ook noodzakelijk. Het schonen van sloten in agrarisch gebied zal zoveel mogelijk buiten het broedseizoen plaats moeten vinden. Waar voedselgebrek de voornaamste boosdoener is, dient het accent te liggen op verbetering van de waterkwaliteit, in combinatie met een extensief beheer van nabijgelegen graslanden. Daarnaast moet verstoring door varende recreanten zoveel mogelijk vermeden worden. In de toekomst kan het vergroten van de oppervlakte moeras en hoogveen middels natuurontwikkeling nieuwe broedplaatsen opleveren. Een goed voorbeeld hiervan is het insectenrijke Bargerveen, waar inmiddels tientallen paren broeden.

Aantal broedparen in Nederland: 1.100 broedparen (1998)

Verspreiding in Nederland (1979):


Atlas van de Nederlandse Broedvogels,
Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland





De Zwarte Stern

( Prof. Dr. K.H. Voous, uit Vogels,juli/augustus 1990 )

Onze onvolprezen Jac. P. Thijsse vermeldt in het in 1912 uitgegeven Verkade Album ‘Het Naardermeer”, dat Zwarte Sterns, ondanks de aanwezigheid van drie rumoerige kokmeeuwkolonies, ‘door het heele meer heen’ hun drijvende nesten maken. Ook op de in 1915 uitgebrachte schoolplaat ‘Het Naardermeer’ van M.A. Koekkoek spelen Zwarte Sterns met hun nesten een voorgrondrol. Tegenwoordig broeden er al lang geen Zwarte Sterns meer op het Naardermeer, gelukkig wel op andere plaatsen in het Vechtplassengebied. Gevreesd moet worden, dat van de aantallen van deze eens voor onze plassen , vennen en moerassen zo karakteristieke vogel in onze eeuw minder dan een tiende is overgebleven. Elders in Midden-Europa is de Zwarte Stern eveneens bezig met een snelle terugtocht. Op de Britse eilanden is hij sinds 1858 als regelmatige broedvogel verdwenen.

De Zwarte Stern is een van de drie soorten ‘moerassterns’ van het noordelijk halfrond. Zij worden Chlidonias, niet Sterna genoemd. Naaste verwant van de Zwarte Stern is de Witvleugelstern. Deze broedt oostelijk vanaf Polen en Hongarije en dringt minstens 4.000 km verder in Azië door dan de slechts tot in de West-Siberische Laagvlakte broedende Zwarte Stern, nl. Tot diep in Mandsjoerije. De derde soort, de Witwangstern, behoort misschien niet eens in deze groep thuis; alleen zijn nestelwijze op een ijl, drijvend dek van waterplanten heeft hij met de moerassterns gemeen. Dat Zwarte en Witvleugelstern in Oost-Europa en West-Siberië een broedgebied van zeker 3.500 km doorsnede met elkaar delen, is iets heel bijzonders. Verschillen in voedsel, broedplaatskeus en voortplantingsgedrag zijn er maar weinig, of het moest de voorkeur van de Witvleugelstern zijn voor nog kleinere, nog verder verlande en dus nog ondiepere zoetwaterplasjes, dan de toch ook al intieme, stille hoekjes van zoetwaterplassen en sloten waar Zwarte Sterns plegen te broeden. Misschien dat Zwarte Sterns iets meer bestendig zijn tegen open water, maar golfslag is ook voor hun nesten en eieren fataal.

Door het verdwijnen van rustige moerassen met drijvende waterplanten heeft de Zwarte Stern veel broedterrein verloren. De aanleg van verankerde kleine rietvlotten in open water heeft in verschillende gevallen de Zwarte Stern nieuwe broedmogelijkheden gegeven, zoals in doorbraakkolken in de Mastenbroekerpolder (in 1960, A. Timmerman), de Overwaard bij Kinderdijk (vanaf 1970, Gerrit Hoek) en een dode Vechtarm bij Ommen (vanaf 1972, F. Haverschmidt). Voedselgebrek veroorzaakt door velerlei vormen van watervervuiling moet in even sterke mate aan de achteruitgang van de Zwarte Stern hebben bijgedragen. In het Naardermeeralbum kon Thijsse nog opgewekt schrijven dat de ‘hoofdbezigheid’ van de in mei op het meer aangekomen Zwarte Sterns ‘uit het vangen van bruine schietmotten’ bestond en hij voegt er aan toe, dat de larven van deze insecten, de bekende kokerjuffers, ‘in alle sloten’ te vinden zijn. Zo was het vroeger, maar dat is nu voorbij. Ontginning, waterpeilverlaging, ruilverkaveling, vervuiling, verontrusting en verstoring door oeverrecreanten en watersporters hebben tot de algehele achteruitgang van de Zwarte Stern geleid.

De jaarcyclus van de Zwarte Stern kent een dramatisch gebeuren. Na het broedseizoen, respectievelijk de korte jeugd, verlaten de Zwarte Sterns de beslotenheid van het zoetwatermoeras en trekken, soms hoog over land, naar Zee. Pas tien of twintig jaar geleden is het duidelijk geworden, dat zij 8 of meer wintermaanden, inclusief hun gehele tweede levensjaar, in de voedselrijke wateren aan de rand van het continentale plat van West-Afrika doorbrengen en wel voornamelijk buiten de gebruikelijke scheepvaartroutes in de Golf van Guinee.

Witvleugelsterns daarentegen blijven ook in de winter binnenlandbewoners. Bij duizenden zwermen zij dan boven de Oost-Afrikaanse meren en in de natte rijstvelden van tropisch Azië. Op deze wijze gaan de beide soorten elkaar uit de weg en vermijden zij soortconcurrentie. Zwarte Sterns beginnen hun zeereis bij ons al op het Ijsselmeer. Vooral aan de Zuidwestkust van Friesland en boven de Randmeren worden vanaf eind juli – midden augustus duizenden tot tienduizenden Zwarte Sterns in hun bijna witte winter- en jeugdkleden aangetroffen: op een afstand lijken zij talrijk als muggenzwermen, een indrukwekkend beeld van natuurweelde en overvloed. Op zomeravonden, wanneer zij tevoren op de ontluikende groen mugjes hebben gejaagd of overdag op jonge spiering hebben gevist, trekken zij naar gemeenschappelijke slaapplaatsen op de vaste grond van het Balgzand, achter de Steile Bank van Gaasterland of op de zanddepots bij Lelystad-Haven en elders. Het totale aantal Zwarte Sterns op het IJsselmeer. en de Randmeren kan tot 100.000 of meer oplopen. Nergens elders in Europa zijn zoveel Zwarte Sterns bij elkaar te zien. In oktober hebben de meeste Zwarte Sterns Nederland verlaten.

Op de vraag naar de herkomst van de Zwarte Sterns die ons land in de nazomer passeren, kan slechts worden vermeld, dat deze vogels ‘uit het oosten’ komen: ergens uit Polen, de Baltische landen, Rusland of misschien West-Siberië. Terugmeldingen van in Nederland geringde Zwarte Sterns geven daarover weinig uitsluitsel. Mag men daarom veronderstellen, dat in Oost-Europa Zwarte Sterns thans nog zo talrijk zijn als voorheen bij ons? Het is niet uitgesloten, maar niet waarschijnlijk, want het achterland is immens groot en de broeddichtheid naar het schijnt gering. Hoe paradoxaal het met het oog op de aantallen ons land passerende Zwarte Sterns moge klinken: het gaat met de Zwarte Stern allerminst goed. De bescherming en het herstel van zijn land- en zeemilieu zijn dringende nationale en internationale vereisten.

 

Idylle in een Veenprutplas

(Jan Hopman, uit Grasduinen, augustus 1989)

Om te paren, broeden en zijn jongen groot te brengen, zoekt de zwarte stern de mooiste en vooral meest ongerepte waterlanden uit. Pas als de prutplas in het veen dicht begroeid is en zijn nest bijna kopje onder gaat, kan de kortstondige zomerliefde van Blauw Jantje beginnen.

De zwarte stern neemt met minder geen genoegen. Wie plannen mocht hebben om de laatste stukjes zompige hooigraslanden in te lijven bij de grootschalige vervlakking, mag rekenen op zijn afwezigheid. En het lijkt warempel wel of men voor dit gedrag ontzag heeft gekregen. Of zeldzaamheid meer loont dan tolerantie. Wat heeft bijvoorbeeld de grutto geen moeite gedaan om zich aan te passen aan het steeds maar veranderend weidelandschap. Nu is de rek eruit en luidt Vogelbescherming de alarmklok.

Dank zij dat hardnekkig 'verzet' voeren we eind mei van dit jaar op de Nieuwkoopse Plassen een vergeelde schoolplaat binnen. Eentje met door krabbescheer en waterlelies overwoekerde boeren-sloten erop, met traag kuierende zwartbont-koeien tussen de Pinksterbloemen en de madelieven en aan de hemel heftig levend vogelvolk. Grutto's, tureluurs, kiftende kraaien, visdiefjes, kiekendieven en zwarte sterns.

Van zwijgzaamheid is in de kolonie niets te merken

Ik droomde niet, het was er allemaal. Ook de blauwe lucht en de eeuwige wind van het laagland, die lispelde in het riet. Maar waar we ons het meest over verbaasden, was de ligging van deze ongereptheid. Een half uur rijden van Amsterdam, Utrecht en Rotterdam, met de vliegtuigen van Schiphol als luidruchtige apostelen van onze dagen.

Opzichter Fokke Alta van Natuurmonumenten bediende de pruttelmotor. Daar waar het land bijna onder water verdween, draaide hij de gashendel zo ver terug, dat de deining die we veroorzaakten, werd gebroken door de kabbelende stroming. De hekgolven van speedboten der bruingepolijste stadsjongens zouden hier een regelrechte ramp veroorzaken. Daarom houden lieden als Fokke er een oogje in het zeil en daarom heeft men een aantal smalle watergangen afgesloten met drijvende balken. Want wie snel vaart, heeft alle tijd om waarschuwingsbordjes te negeren.

We naderen de kraamkamer van de zwarte stern. Hier zijn de veenweiden nat en mals. Hier tieren de planten van het schrale hooiland zo welig, dat ieder insect er naartoe zou willen verhuizen. Koekoeksbloemen, grote ratelaar, welriekende nachtorchis, zuring, laag opschietende wilgen, berken en zwarte elzen en niet te vergeten het veenreukgras. Volgens Fokke geeft dat nou juist de specifieke geur aan het hooi dat van de veen-weiden komt. Het wordt veroorzaakt door cumarine dat in veen reukgras zit, hetzelfde goedje waarmee men ratten en muizen verdelgt(l). Half juni wordt al dit moois voor de eerste keer gemaaid. Ginds, in de yerte bij het kerktorentje van Nieuwkoop, liggen de boerderijen van de voormalige hooilandbezitters. Van de vaarboeren. Rijk zijn ze nooit geworden, want alles moest over het wa­ter. Daar ging veel tijd in zitten. Doordat de erven klein waren, bleven de koeien meestal op stal. Voor hen was geen plaats op de eilandjes van zuigend turf. Het hooi werd  aangevoerd per schuit. 's Zomers was dat vers gras. De mest brachten de vaarboeren naar de weiden. Hoe ver hun schop reikte, is tot op de dag van vandaag zichtbaar. Wie gezond en sterk was, haalde zeker tien meter uit de kant. Daar staan nu nog al die planten te geuren en kleuren, verderop begint het rijk van het riet. Op het water zwemt een padje in regelmatige schoolslag. Zijn bruine lijf steekt nauwelijks af in het donkere water. Volgens Fokke is hij op thuisreis. Terug van een sexorgie naar de rustige dagen van dezomer.

In dit bijna-boven-water land broedt de zwarte stern, op een pluk krabbescheer met een kwak modder erop. Met meestal drie melkchocolade bruine eitjes in het midden met puur- tot bitterkleurige spikkeltjes erop. Het liefst dicht op elkaar, zodat iedereen elkaar en de omgeving in de gaten kan houden. En dan vooral veel insekten in de ochtend en de avond, want Chlidomas niger. dat is zijn weten-schappelijke naam, wendt zijn ranke lijf met nerveus snel gesneden vleugels voornamelijk aan om die in grote hoeveelheden te vangen.

Petersons Vogelgids maakt melding van een 'nogal zwijgzame' vogel, maar in de kleine kolonie die we nu naderen, is daar niets van te merken. In de sloot liggen tien vlotten, die Natuurmonumenten speciaal heeft laten maken. Het zijn vierkante frames van planken. bespannen met fijn gaas. Ze worden aan het oog onttrokken door klodders modder en plantenafval en blijven nog maar net drijven. Tien paartjes hebben er bezit van genomen. Nadat we de boot hebben afgemeerd en het grasland oversteken, wordt groot alarm geslagen. "Krie-krie-eh" klinkt het ineens. ledereen gaat op de wiek, scheert laag over onze hoofden om de waarschuwing kort en fel te her-halen. "Krie-krie-eh"...; "Hoepel op, jullie hebben hier niets te zoeken." Twintig meter van de nesten hurken we weg in het hoge gras om binnen een minuut een nat achterwerk te krijgen. Loes, de tekkel van Fokke, heeft een holletje van een woelmuis ontdekt en gebruikt zijn puntsnuit als graafmachine. In mijn nek voel ik de hijgende adem van een kalf, dat komt kijken wat we in zijn weiland uitspoken. Met een tong van grof schuurpapier likt hij vergevensgezind mijn schouder. Dan wordt het rustig in de lucht. De zwarte sterns strijken in slagorde weer neer op de nesten en zetten de conversatie voort in een taal met veel rollende rrrrr's. Fokke zegt: "Dat hoge korte geluid betekent onraad, vooral als dat snel wordt herhaald. Klinken er rollertjes dan is de zwarte stern weer op z'n gemak gesteld."

Hij werkt al weer zestien jaar in Nieuwkoop, maar de eerste zwarte stern zag Fokke meer dan veertig jaar geleden. Dat was in Amster-dam-Buitenveldert, op de plaats waar nu het VU-ziekenhuis staat. Er lagen toen sloten, slechts een paar honderd meter lang, maar ze zaten vol met broedende zwarte sterns.

Ze zijn overgevoelig voor elke vorm van verstoring

"Blauw Jantje noemen ze hem in Nieuwkoop. Dat slaat op zijn leigrijze kleur, want hij is niet echt zwart. Vergeleken met onze andere zoetwater-sterns, zoals het visdiefje en de zeer zeldzame wit-wangstern, is hij kleiner en vooral donkerder. De zwarte stern broedt bij voorkeur in kolonies maar die kolonies zijn nogal mobiel. Het ene jaar strijkt hij hier neer, het andere jaar zit hij ergens anders. Dat merken we heel goed als we de vlotten plaatsen. Je probeert het eerst met tien exemplaren en die worden prompt bezet. Het tweede seizoen leg je twintig vlotten neer en dan vechten ze opnieuw om een plek. Het derde jaar blijven ze weg. Gefopt, denk ik dan. Jullie hebben ons gefopt. Daarom vari-eert het aantal broedparen in de Nieuwkoopse Plassen nogal. We houden het tussen de 50 en 150."

Jullie weren watersporters uit het gebied, beheren een terrein van 1040 hectaren aan grote en kleine plassen, legakkers, riet-, hooi- en weilanden en nog is het de zwarte stern niet naar de zin. Misschien heeft hij wel een onrustig karakter, iets van het zeezwalkersbloed van de bonte stem of de noordse stem? Maardan toegespitst op het land.

Fokke: "Hij is erg gevoelig voor verstoring. Het geringste gevaar kan hem al verjagen. En dan denk ik vooral aan roofdieren. Aan de hermelijn, bunzing en wezel. Maar ook de kapmeeuw, kiekendief, kraai en ekster houden hem dagelijks bezig. Om die bij hun eieren of jongen weg te houden, blijven ze alles en iedereen in de gaten houden."

Ik zie het voor mijn neus gebeuren. Boven de tien nesten hangen vier mannetjes - of zijn het vrouwtjes? Want onderscheid valt er uit de verte nauwelijks te maken - die een bruine kiekendiefheer in de gaten krijgen en hem aanvallen en buiten het broedterritorium jagen. Weer alarmkreten, iedereen in paniek omhoog, na vier minuten naar beneden, op de eieren. Broedend in een karakteristieke zit, met de samengevouwen pijlvleugels en de gevorkte staart schuin omhoog. Vooral dan kun je zien dat eigenlijk alleen de kop donkerbruin tot zwart is en de rest van het bovenlijf leigrijs. Maar vergis u niet, dat grijze kan onderling varieren van lichtgrijs tot asgrauw en dan ook nog van licht tot donker gevlekt. In de rui, meteen na het uitkomen van de jongen, overheersen die vlekken.

De bruine kiekendief waagt zich opnieuw boven de kolonie. Drie zwarte sterns stijgen furieus op en mikken met hun zwarte snavels op zijn vleugelpunten. De meeste breeders vliegen dit keer niet op maar gaan staan, zodat de roodbruine poten zichtbaar worden.

Die variaties van zwart tot grijs maken hem mystiek

Fokke wijst naar de horizon. Daar cirkelt een mannetje met een zilver blinkend witvisje in de bek. Ach-ter hem draait een zwarte stern-wijfje heen en weer, dat nog niet vastbesloten is over dit bruiloftsgeschenk. Hij daalt af tot vlak boven de kolonie met haar in zijn gracieuze kielzog. Maar het gelonk, als inleiding van de baits, wordt ineens afgebroken als twee jodelende grutto's een scheldende zwarte kraai nazitten. Even zijn we getuigen geweest van een zeldzaam mooi tafereel, waarmee de zwarte stern zich onderscheidt van het visdiefje. Die leurt in de baltstijd ook met vis. Maar omdat hij het hele jaar door toch al - stootdui-kend - op vis jaagt, is het geschenk vanzelfsprekend. De zwarte stern daarentegen eet insekten. Er worden alleen visjes gevangen ten behoeve van het nageslacht.

Ik vind het visdiefje een schitterende vogel om te zien. Vooral als hij vliegt. Op zo'n moment weet ik zeker dat vogels het altijd zullen winnen van mensen. Zelfs het snelste jachtvliegtuig kan stuntend, zwenkend noch duikend de schoonheid en het evenwicht benaderen die een stern zo eigen zijn. En dan vooral in het strakke blauw boven een boerensloot in lentestemming. Maar een zwarte stern op de wieken vraagt om nog meer bewondering, Al die variaties van zwart tot grijs boven op de vleugels schijnen, scherend onder de zon, door in het wit van de onderkant. Het geeft hem een vleugje mystiek mee, dat je eerder van een gierzwaluw zou verwachten. En dan het spierwitte vlak voor de staart...

We zagen hem en haar op hun mooist, daar tussen de plassen van Nieuwkoop. De plaatjes in de vogelgids lieten namelijk zien, dat er een groot verschil zit tussen het zomer- en winterkleed. In de winter is de zwarte stern bijna wit en lijkt hij bedrieglijk veel op het visdiefje.

Stootduiken doet hij niet. Dat is wat erg zwaar geschut om een schietmot, mug of ander zoemende snack te snaaien. Nee, hij houdt zich letterlijk in. Een rechte vlucht, de kop speurend in bijna 90 graden omlaag en, eenmaal op het spoor van miniem gevleugelte wordt de snelheid teruggenomen, waardoor hij zich in een boogje laat terugvallen om vervolgens - vol gas vooruit - toe te slaan.

Dank zij de vlotten worden de nesten niet weggespoeld

Tekkel Loes interesseert het allemaal geen snars. De geur van woelmuizen maakt haar uitzinnig en ongehoorzaam. Haar tanden happen in wortels van paardebloemen en veenwortel. Nog even, dan zal zij waarschijnlijk ondergronds verdwijnen. Fokke praat over april. Over de tijd dat watersporters de plassen nog niet bevolken. Tussen de tiende en de vijftiende arriveren meestal de eerste zwarte sterns. "Die komen in kleine groepen aan. Het zijn doortrekkers en daarom leggen we de vlotten nog niet uit. Pas als die groepjes uit elkaar vallen en het fourageren begint, komen we in actie. Reken maar, dat de zwarte stern heel kieskeurig is. Zijn we te vroeg met de vlotten en hebben eenden en meerkoeten ze met uitwerpselen bevuild dan weigert Blauw Jantje om er zijn overigens slordig nestje te bouwen. Het appartement moet schoon en het liefst kant en klaar zijn. Juist dank zij die vlotten worden de nesten van de zwarte stern optimaal beschermd. Want als het hier vroeg in het voorjaar nog stil is, hebben ze de neiging om op elke drijvende plant neer te strijken. Met behulp van de vlotten houden we ze op plaatsen, waar de nesten veilig zijn, zodat de eieren niet worden weggespoeld door passerende vaartuigen."

De lonkende heer met visje duikt weer op. Hij roept uitnodigend. Maar er is niemand meer die hem wil volgen. Het wuivend landschap zindert in de middagzon. Om de stengels gele plomp in het strakke water cirkelen libellen. Hoe zou je kunnen wegzinken in dit landschap vol lome gelukzaligheid? In welk wezen zou je moeten veranderen om het als totaliteit te kunnen ondergaan? Achter me smakt en snuift een koe. Hij gaat door zijn poten en zakt weg in een tukje. Eenmaal terug op de snel-weg lijkt het alsof ik een black-out heb gehad. Maar dan eentje waarmee je bij de dokter voor de dag kunt komen