IVN Vecht & Plassengebied - Kennis der Natuur


Excursies | Vogels | Vleermuizen | Natuurgebieden | Groencursus | Natuurgidsencursus | Organisatie | IVN Vecht & Plassengebied

Fotoboek | Natuurkrant | Vogelreis Falsterbo | Waterkwaliteit | Virtuele excursie Gunterstein | Poelenwerkgroep het Gooi

Purperreiger (Ardea Purpurea)

Purperreiger (Ardea Purpurea)


 

Geluid:

© ETI BioInformatics, SoortenBank.nl

Grootte: -

Biotoop: uitgestrekte rietmoerassen met bomen nabij poldergebieden.

Deze moerasbewoner broedt koloniegewijs in drassig, overjarig rietland en in door oud riet omgeven struweel. Het voedsel bestaat uit vis en waterinsekten, die in ondiep open water gevangen worden.

Territorium: -

Trekken of blijven: Het zijn trekvogels, die overwinteren in West-Afrika bezuiden de Sahara.

Bedreigd of niet? De soort staat op de Rode Lijst vanwege de sterke afname en de geringe verspreiding van de toch al kleine broedpopulatie. Bovendien zijn de vogels gebonden aan kwetsbaar biotoop en broedt meer dan een kwart van de Noordwesteuropese populatie in ons land (motieven B, D en A). Trend en aantal Purperreigers hadden tot aan het begin van de twintigste eeuw te lijden van vervolging door de mens. Het volledig beschermen van de soort leidde tot een toename en een uitbreiding vanuit Midden-Nederland en Overijssel tot in Friesland, waar nu de meest noordelijk gelegen purperreigerkolonies ter wereld liggen. In de jaren zeventig broedden gemiddeld 700 paren in ons land ( met een uitschieter naar 900 paar in 1979); sindsdien is er sprake van een gestage afname met begin jaren negentig aantallen tussen de 200 en 300 paar. De belangrijkste broedgebieden zijn gelegen in de Nieuwkoopse Plassen, het Naardermeer en het Zwarte Meer.

Bijna alle Nederlandse purperreigers broeden in natuurreservaten. Toch is dat geen garantie voor hun voortbestaan. Veel purperreigers zoeken hun voedsel namelijk in sloten en vaarten in het omringende agrarisch gebied. Het is van belang om te weten, waar dit precies gebeurt. Deze sloten zouden natuur-vriendelijk beheerd moeten worden. Eventueel kan bij de sloot-beheerders worden aangedrongen op verbetering van de voedselsituatie middels peilverhoging, natuurvriendelijk slootonderhoud en eventueel het uitzetten van vis. Op de broedplaatsen dient het belang van de purperreiger bij het rietbeheer voorop te staan. Dat betekent, dat maaien van oud riet slechts in beperkte mate mag gebeuren. Rust op de broedplaatsen is, vooral tijdens de vestiging, een vereiste. Naast deze binnenlandse zaken spelen de omstandigheden in de winterkwartieren ook een rol bij de afname van de purperreiger. Jaren met weinig neerslag in West-Afrika worden steevast gevolgd door teleurstellende aantallen in het erop volgende broedseizoen. Getracht wordt om jaarlijks een compleet beeld te krijgen van de Nederlandse purperreiger-populatie.

Aantal broedparen in Nederland: 315 broedparen (1998)

Verspreiding in Nederland (1979):


Atlas van de Nederlandse Broedvogels,
Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland

 



 

De timide purperreiger, schuw uit lijfsbehoud

Bewerkt naar een artikel van Frans van der Helm uit Vogels, Tijdschrift voor vogels en vogelbescherming, 1995-4

De purperreiger heeft in Nederland altijd wat in de marge gezeten. Bioloog Henk van der Kooij houdt zich al sinds jaar en dag bezich met de purperreiger. Volgens hem broedt de purperreiger nog niet zo lang in Nederland. In oude historische bronnen spreekt men altijd over ‘de reiger’. Dat volstond blijkbaar, omdat er alleen een blauwe was. Vanaf de zeventiende eeuw kom je ook de purperreiger tegen – genoemd als jachtbuit bijvoorbeeld. Henk vermoed dat zijn aantal in Nederland is toegenomen na het creeren van veenweidegebieden met sloten.

Maar echt talrijk is hij nooit geworden. Gaandeweg werd hij genoemd als zeldzame broedvogel in diverse provincies. Zuid-Holland zat daar altijd bij. Dat is tot op heden dè provincie voor de purperreiger. Zuid-Holland telt meer dan de helft van de populatie. In heel Nederland heeft de purperreiger zo’n vijftien broedgebieden. De Nieuwkoopse Plassen vormen met meer dan honderd broedparen een absolute topper, gevolgd door kolonies onder de vijftig nesten, zoals het Naardermeer.

Daarnaast heb je Friesland als meest noordelijk broedgebied van de soort in Europa, de kop van Overijssel en versnipperde plekken in het Utrechtse Vechtplassengebied. De stand van de jaren zestig – tegen de duizend paar – was vermoedelijk een historisch hoogtepunt. Het broedsucces bleef ook bij die hoge stand enorm. Dat betekende voor de populatie: groeien, groeien groeien. En dan: ‘de flessehals’ Afrika.

Want inmiddels is wel duidelijk dat droogte in de Westafrikaanse overwinteringsgebieden een belangrijke rol speelt. Uit onderzoek bleek dat er een duidelijk verband was. Simpelweg: was daar een droog winterseizoen, dan waren het jaar daarop hier weinig broedparen. Was het vochtig, dan waren het broedseizoen daarop meer nesten. Mogelijk is niet droogte op zich de hoofdfactor, maar vooral de combinatie met de jacht.

De universiteit van Leiden heeft daarover een rapport gepubliceerd. Als er droogte heerst trekken de vogels mogelijk wat zuidelijker: naar de dichter bevolkte kust, waar ze dan worden afgeschoten. Maar daar is nog geen onderzoek naar gedaan.

In 1973 knalde de populatie met de helft naar beneden. Achteraf bleek dat een gruwelijk droog jaar in Afrika. Daarna was er weer snel herstel. Begin jaren tachtig krijg je dan opeens een forse daling. En nu zitten we al jarenlang op tussen de 250 en 300 paren. Toch zijn die aantallen opmerkelijk stabiel – zozeer, dat afgevraagd mag worden wat de Afrikaanse invloed als beperkende factor voor de soort nu is. In de Niger- en Senegaldelta zijn veel stuwdammen aangelegd. Het kan best zijn dat droge perioden nu minder invloed hebben. Omdat een minimum aantal dieren toch overleeft door een constant wateraanbod uit stuwmeren en irrigatie-kanaaltjes.

Het is dus Afrika dat de grenzen bepaalt aan het aantal purperreigers. Voordat dit inzicht opgang maakte, werd in Nederland de beschuldigende vinger naar de blauwe reiger uitgestoken. Het lag voor de hand: terwijl de ene reigersoort omhoog schoot, zakte de andere verder weg. Maar het broedsucces van purperreigers in Nederland was altijd uitstekend. Voedsel is geen probleem en van concurrentie om nestplaatsen is geen sprake, hoewel er tegenwoordig wat overlap is.

Henk van der Kooij bracht het nestelgedrag van purperreigers in kaart. Er kwam een duidelijk beeld naar voren van de Nederlandse situatie. De dieren nestelen graag in riet of dicht struikgewas, op enkele meters hoogte. Meer dan de in bomen nestelende blauwe reigers zoeken ze de dekking. Dat kan ook, want ze broeden iets later, wanneer het jonge bladerdek al flink dicht is. Maar ze zijn flexibel. Het kiezen van twee tot drie meter hoogte bleek in de vos-loze periode. Mèt vos zoekt hij het wat hogerop. En zonodig broedt hij ook hoog in bomen.

De vos heeft zich in Nederland flink uitgebreid. De Nieuwkoopse Plassen bereikte hij in 1987. Het jaar daarop lagen de nesten zeker een meter hoger. In het Naardermeer is de purperreiger met de komst van de vos naar de marge van de rietkragen gedrongen, naar de drassige randen. Dat betekent waarschijnlijk dat de populatie nooit meer zo talrijk kan zijn als vroeger – de dieren kunnen zich wel handhaven, maar op een lager niveau.

De Nederlandse situatie voor de purperreiger is redelijk – de populatie is gezond, de broedgebieden zijn veilig. Wat de voedselgebieden betreft ziet Van der Kooij problemen. Dat zijn voor een groot deel de veenweidegebieden, en niet de weiden op kleigrond. Vooral de zoete veenweidegebieden, want in Noord-Holland is hij afwezig. Weilanden omzetten in moerasgebied is prachtig, maar de vraag is of er dan veel voedselgebied voor de purperreiger overblijft. Wat is mooier voor een purperreiger dan de ene sloot vol vis na de andere door te lopen? En die purperreiger is in Europees verband over het geheel genomen op achteruit gegaan. En hij staat er slechter voor dan bijvoorbeeld de lepelaar. Maar blijkbaar ‘pakt’ bij minder. Hij wordt vaker over het hoofd gezien.