IVN Vecht & Plassengebied - Kennis der Natuur
Excursies | Vogels | Vleermuizen | Natuurgebieden | Groencursus | Natuurgidsencursus | Organisatie | IVN Vecht & Plassengebied
Fotoboek | Natuurkrant | Vogelreis Falsterbo | Waterkwaliteit | Virtuele excursie Gunterstein | Poelenwerkgroep het Gooi
Klik op de foto voor een groter exemplaar
Geluid: © ETI BioInformatics, SoortenBank.nl Grootte: -Biotoop: stilstaand en stromend, helder en visrijk water met steile oevers in bossige of halfopen omgeving. IJsvogels zijn in de broedtijd kenmerkende vogels van beken en rivieren met zoet, stromend water. In mindere mate wordt ook bij stilstaande, visrijke wateren gebroed. De aanwezigheid van zandige of lemige oeverranden is een vereiste, omdat daarin de nesttunnel wordt uitgegraven. Territorium: -Trekken of blijven: 's Winters worden ijsvogels ook bij meer open en brakke of zoute wateren gezien. Het enige wat dan telt, is de aanwezigheid van voldoende voedsel - kleine visjes, waterinsekten en dergelijke - en een ijsvrij, helder wateroppervlak om dat voedsel te kunnen bemachtigen. Bedreigd of niet? De IJsvogel stond vroeger op de Rode Lijst omdat het aantal broedparen duidelijk was afgenomen en de verspreiding gering is. Tegenwoordig is de IJsvogel van de Rode Lijst afgehaald. Het aantal broedende ijsvogels in ons land is erg wisselvallig, hetgeen vooral te maken heeft met de fnuikende invloed van Elfstedentocht-winters. Waarschijnlijk schommelde het totaal aantal broedparen tot begin jaren zestig tussen enkele tientallen en enkele honderden paren. Na de strenge winter van 1963 trad wel een herstel op, maar dit verliep moeizaam. Pas in 1975 werden weer zo'n 300 broedparen geteld, een aantal dat sindsdien niet meer is bereikt. De laatste jaren schommelt de stand tussen de 125 en 250 paar. De meeste ijsvogels broeden op de zandgronden van oostelijk Noord-Brabant, Limburg en de Achterhoek, in de duinstreek en langs de grote rivieren. Het moeizame herstel van de ijsvogel na de laatste strenge winters heeft alles te maken met de achteruitgang van de kwaliteit van het belangrijkste broedbiotoop; de beken. Negatieve factoren zijn het kanaliseren, waarmee broedgelegenheid verdwijnt en de beek 's zomers sneller uitdroogt, en de vermesting, waardoor het water troebel wordt en belangrijke prooidieren verdwijnen. Bij het in 1994 gestarte Project IJsvogel staat het herstel van natuurlijkheid van beken dan ook centraal; van zo'n herstel zal de ijsvogel als 'top-predator' van het beek-ecosysteem zeker profiteren. Vogelwerkgroepen kunnen een belangrijke rol spelen bij het project. Ten eerste is het van groot belang om te weten waar nog ijsvogels broeden (een goed overzicht ontbreekt momenteel vooral in Noord-Brabant en Twente). Verder kunnen plaatselijke knelpunten worden aangegeven en kan alarm worden geslagen bij het constateren van ijsvogel-bedreigende acties als het kappen van bomen rond en lozen van mest in de beek. Ook komt het nogal eens voor dat - vaak nietsvermoedende - recreanten de nesttunnel intrappen of de oudervogels dermate verstoren, dat deze het nest verlaten. Het behoud van rust op de broedplaatsen is dus van groot belang, en dat geldt ook voor kanovaarders en - al dan niet met camera's gewapende - vogelaars! Het creëren van kunstmatige broedplaatsen (een steilwand of een nesttunnel) nabij van nature geschikte nestplaatsen zoals lemige beekoevers wordt afgeraden. Vooral op kleiige plaatsen in het westen des lands kan het aanbrengen van zo'n steilwand wel van nut zijn, speciaal bij wateren waar de soort 's winters geregeld wordt gezien. Zorg er wel voor dat de nestwand niet door recreanten benaderd kan worden. Zowel overdag als 's nachts vliegen ijsvogels zich nogal eens dood tegen ruiten en auto's. Het plakken van - in de winkel van Vogelbescherming verkrijgbare - stickers op ramen en terrasruiten kan deze sterfte verminderen. Vogelwerkgroepen kunnen ijveren voor het plakken van dergelijke stickers op ruiten van openbare gebouwen, bus-abris en geluidsschermen, waar sterfte is geconstateerd. Tot slot kunnen de overlevingskansen in strenge winters vergroot worden door het openhouden van wakken. Aantal broedparen in Nederland: 375-425 broedparen (1998) Verspreiding in Nederland (1979): Atlas van de Nederlandse Broedvogels,Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland Slappe wintertjes goed voor aantal broedende ijsvogels Uit Trouw, 10 augustus 2000 De ijsvogelstand in Nederland maakt een stevige groei door. Sovon Vogelonderzoek schat het aantal broedparen dit jaar op rond de 250. Vorig jaar waren dat er ongeveer 165. De ijsvogel komt sterk terug na een paar slechte jaren. Tussen 1996 en 1999 stond de blauw-oranje visetende 'schicht' er met 35 à 90 broedparen in Nederland niet al te best voor. Dit was het gevolg van de strenge winter van 1995-'96. Na de barre winter van 1962-'63 bijvoorbeeld vlogen er nog hooguit 15 paartjes rond. Het duurde toen tien jaar voordat de ijsvogelstand weer enigszins op peil was. Als gevolg van de afgelopen zachte winters is het aantal broedparen de laatste twee jaar spectaculair toegenomen. Bij opnieuw een zachte winter zou het record (400 paartjes) van 1995 wel eens gebroken kunnen worden, vermoedt Sovon. IJsvogels broeden vooral in het oosten, midden en zuiden van Nederland. Het liefst graven zij hun broedpijpen in zandige oevers van beken. Maar zij maken ook gebruik van nestgelegenheid, die vogelaars voor ze creëren. (Uit Grasduinen december 1991) Het IJsvogeltje houd van een gevarieerd menu maar zonder ijs. Het meest tropisch gekleurde vogeltje van ons land moet niets hebben van strenge winters. Hij leeft van alles wat in het water rondzwemt. En ijs betekent voor hem dat de deur naar deprovisiekast op slot gaat. Het kan zijn dood worden. Daarom is het des te wranger dat het diertje toch ijsvogeltje is gaan heten. Dat klinkt raar: de ijsvogel houdt niet van winter. En zeker niet van ijs. Er is nog meer dat niet klopt aan de Vliegende Briljant. Zo staat hij bekend als een verwoed visser en een noeste mijnwerker en toch gaat hij gekleed als een salonjonker. Hij graaft een nesthol van meer dan een meter diep, dat na enige tijd de jongen geherbergd te hebben, vol ligt met stinkende graten en schubben. Telkens als hij zijn jongen, met het uiterlijk van jonge draakjes, gevoerd heeft, neemt hij wel vier of vijf keer een bad om alle drek uit zijn flitsend verenpak te spoelen. Nog zoiets: iedereen vindt het ijsvogeltje het mooiste vogeltje van het land; bijna niemand doet enige moeite om het diertje te beschermen. Stelselmatig zijn de beken en de watertjes, waarlangs hij broedde verpest door waterloopkundige maatregelen of ordinaire uitbreidingsplannen. Zonder blikken of blozen wordt zijn viswater vervuild. Dus: het ijsvogeltje moet blijven, als het maar geen geld kost. Terwijl je toch niet kunt zeggen dat de salonjonker kieskeurig is. Het enige wat hij wil, is helder water, voor het broodnodige zicht. Als dat er is, lust hij ongeveer alles wat in en op dat water leeft. Blijft nog even de vraag waarom het schitterende vogeltje dat niet van ijs houdt dan toch ijsvogel heet? Die naam stamt uit de tijd toen onze beken nog echte beken waren, die zich slingerend een weg door het landschap schuurden. In de bochten vormden zich steile oevers, waarin het vogeltje zijn nesthol kon uitgraven. Er broedden toen zoveel ijsvogels, dat ze overal gezien werden. Vooral in de winters als het vroor en ze gedwongen werden hun eenzame levenswijze op te geven om zich te verzamelen bij wakken. Zoiets viel op: zoveel kleurige vogels bij elkaar. Vandaar hun naam, want 's zomers krijg je ze toch moeilijk te zien. Zelden vang je meer van ze op dan een blauwe vaartstreep in een lichtvlek boven een beek. Diezelfde strenge winters die het diertje zijn naam bezorgden, zijn tevens zijn grootste vijand. Als echt al het water toegevlogen is, blijven er maar weinig ijsvogels in leven. Die maken de verliezen snel weer goed door het grote aantal jongen dat ze elke zomer groot brengen. Deze strategie om de soort te doen overleven, is niet voor alle ijsvogels hetzelfde. Exemplaren die broeden in landen met immer strenge winters trekken weg. In ons land echter is het ijsvogeltje, zoals dat in vogelaartermen heet, een stand- en zwerfvogel: hij blijft in de buurt en onderneemt geen riskante trektochten. Soms komt deze voorzichtigheid hem duur te staan, zoals na de strenge winters in het begin van de jaren zestig, toen er nog maar een tiental broedparen in ons land overbleef. Later herstelde de stand zich weer tot een paartje of vierhonderd. Nog steeds zijn hun aantallen sterk wisselend. Het liefst eet het ijsvogeltje vis. De soort doet er niet toe. Als de prooi maar niet groter is dan zeven centimeter. Maar daarnaast staan alle mogelijke waterdieren op het menu. Een losse greep: 1. stekelbaarsjes, drie- of tiendoornig 2. larven van een grote libel, een platbuik en een beekjuffer 3. waterschorpioen 4. vijverloper 5. bootsmannetje 6. schaatsenrijder 7. duikerwants 8. larven van geel-gerande en spinnende watertor en van het schrijvertje 9. jonge kikker 10. kokerjuffer. Om al die diertjes te kunnen vangen, beschikt de ijsvogel over behoorlijk wat vistechnieken. De bekendste manier is de duik vanaf een overhangende tak, want die is het meest gefotografeerd. Dat vaste stekkie is voor een fotograaf in een schuiltentje makkelijk in focus te krijgen. Maar de vissende briljant heeft meer in zijn mars. Vanaf een lage tak vliegt hij eerst met een sprong omhoog, voor hij op zijn prooi plonst. Is er geen tak in de buurt dan kan hij fladderend stil in de lucht hangen voor hij duikt. Diertjes die vlak onder de oppervlakte zwemmen vangt hij in het voorbijvliegen. Ook zijn er waarnemingen van ijsvogels die zich al duikend door een dun laagje ijs boorden. Over het algemeen geldt dat hij toch niet dieper dan een meter in het water doordringt. Soms komt hij zelfs helemaal niet in het water terecht. Dat is als hij op jacht gaat naar eendagsvliegen en rondsnorrende libellen, of een spin van zijn draadje plukt. Er is zelfs gezien dat hij een waterspitsmuis van zijn prooi beroofde Het ijsvogeltje blijkt een intelligent en creatief dier, dat zich makkelijk aanpast aan veranderende omstandigheden. Zijn voorouders zullen vaak genoeg meegemaakt hebben dat in het voorjaar de oude nestelplaats er niet meer bleek te zijn, als in de winter de beek was veranderd in een woeste stroom en zijn eigen walkanten had vernield en verlegd. Een van de boeiendste vragen die ik me kon stellen bij het zien van deze tekeningen is, waarom het ijsvogeltje zulke schitterende kleuren heeft. Even zou je kunnen denken dat het mannetje, van huis uit visser en mijnwerker, zich extra mooi opdoft voor haar. Maar er is nauwelijks verschil te zien tussen man en vrouw. Zij heeft een roodachtige ondersnavel in plaats van een zwarte. Dat is alles. Met sex-appeal heeft het dus niks te maken. Willen ze dan misschien opvallen om elkaar goed te kunnen vinden? Hoeft niet, want ze hebben een behoorlijk stemgeluid. Of zit ik weer als een dom mens te raden naar een of ander nut? Ik geef het op. Er is zoveel wat mijn verstand te boven gaat. Frans Bussink
© ETI BioInformatics, SoortenBank.nl
Grootte: -Biotoop: stilstaand en stromend, helder en visrijk water met steile oevers in bossige of halfopen omgeving. IJsvogels zijn in de broedtijd kenmerkende vogels van beken en rivieren met zoet, stromend water. In mindere mate wordt ook bij stilstaande, visrijke wateren gebroed. De aanwezigheid van zandige of lemige oeverranden is een vereiste, omdat daarin de nesttunnel wordt uitgegraven. Territorium: -Trekken of blijven: 's Winters worden ijsvogels ook bij meer open en brakke of zoute wateren gezien. Het enige wat dan telt, is de aanwezigheid van voldoende voedsel - kleine visjes, waterinsekten en dergelijke - en een ijsvrij, helder wateroppervlak om dat voedsel te kunnen bemachtigen. Bedreigd of niet? De IJsvogel stond vroeger op de Rode Lijst omdat het aantal broedparen duidelijk was afgenomen en de verspreiding gering is. Tegenwoordig is de IJsvogel van de Rode Lijst afgehaald. Het aantal broedende ijsvogels in ons land is erg wisselvallig, hetgeen vooral te maken heeft met de fnuikende invloed van Elfstedentocht-winters. Waarschijnlijk schommelde het totaal aantal broedparen tot begin jaren zestig tussen enkele tientallen en enkele honderden paren. Na de strenge winter van 1963 trad wel een herstel op, maar dit verliep moeizaam. Pas in 1975 werden weer zo'n 300 broedparen geteld, een aantal dat sindsdien niet meer is bereikt. De laatste jaren schommelt de stand tussen de 125 en 250 paar. De meeste ijsvogels broeden op de zandgronden van oostelijk Noord-Brabant, Limburg en de Achterhoek, in de duinstreek en langs de grote rivieren. Het moeizame herstel van de ijsvogel na de laatste strenge winters heeft alles te maken met de achteruitgang van de kwaliteit van het belangrijkste broedbiotoop; de beken. Negatieve factoren zijn het kanaliseren, waarmee broedgelegenheid verdwijnt en de beek 's zomers sneller uitdroogt, en de vermesting, waardoor het water troebel wordt en belangrijke prooidieren verdwijnen. Bij het in 1994 gestarte Project IJsvogel staat het herstel van natuurlijkheid van beken dan ook centraal; van zo'n herstel zal de ijsvogel als 'top-predator' van het beek-ecosysteem zeker profiteren. Vogelwerkgroepen kunnen een belangrijke rol spelen bij het project. Ten eerste is het van groot belang om te weten waar nog ijsvogels broeden (een goed overzicht ontbreekt momenteel vooral in Noord-Brabant en Twente). Verder kunnen plaatselijke knelpunten worden aangegeven en kan alarm worden geslagen bij het constateren van ijsvogel-bedreigende acties als het kappen van bomen rond en lozen van mest in de beek. Ook komt het nogal eens voor dat - vaak nietsvermoedende - recreanten de nesttunnel intrappen of de oudervogels dermate verstoren, dat deze het nest verlaten. Het behoud van rust op de broedplaatsen is dus van groot belang, en dat geldt ook voor kanovaarders en - al dan niet met camera's gewapende - vogelaars! Het creëren van kunstmatige broedplaatsen (een steilwand of een nesttunnel) nabij van nature geschikte nestplaatsen zoals lemige beekoevers wordt afgeraden. Vooral op kleiige plaatsen in het westen des lands kan het aanbrengen van zo'n steilwand wel van nut zijn, speciaal bij wateren waar de soort 's winters geregeld wordt gezien. Zorg er wel voor dat de nestwand niet door recreanten benaderd kan worden. Zowel overdag als 's nachts vliegen ijsvogels zich nogal eens dood tegen ruiten en auto's. Het plakken van - in de winkel van Vogelbescherming verkrijgbare - stickers op ramen en terrasruiten kan deze sterfte verminderen. Vogelwerkgroepen kunnen ijveren voor het plakken van dergelijke stickers op ruiten van openbare gebouwen, bus-abris en geluidsschermen, waar sterfte is geconstateerd. Tot slot kunnen de overlevingskansen in strenge winters vergroot worden door het openhouden van wakken. Aantal broedparen in Nederland: 375-425 broedparen (1998) Verspreiding in Nederland (1979):
Biotoop: stilstaand en stromend, helder en visrijk water met steile oevers in bossige of halfopen omgeving.
IJsvogels zijn in de broedtijd kenmerkende vogels van beken en rivieren met zoet, stromend water. In mindere mate wordt ook bij stilstaande, visrijke wateren gebroed. De aanwezigheid van zandige of lemige oeverranden is een vereiste, omdat daarin de nesttunnel wordt uitgegraven.
Territorium: -
Trekken of blijven: 's Winters worden ijsvogels ook bij meer open en brakke of zoute wateren gezien. Het enige wat dan telt, is de aanwezigheid van voldoende voedsel - kleine visjes, waterinsekten en dergelijke - en een ijsvrij, helder wateroppervlak om dat voedsel te kunnen bemachtigen.
Bedreigd of niet? De IJsvogel stond vroeger op de Rode Lijst omdat het aantal broedparen duidelijk was afgenomen en de verspreiding gering is. Tegenwoordig is de IJsvogel van de Rode Lijst afgehaald.
Het aantal broedende ijsvogels in ons land is erg wisselvallig, hetgeen vooral te maken heeft met de fnuikende invloed van Elfstedentocht-winters. Waarschijnlijk schommelde het totaal aantal broedparen tot begin jaren zestig tussen enkele tientallen en enkele honderden paren. Na de strenge winter van 1963 trad wel een herstel op, maar dit verliep moeizaam. Pas in 1975 werden weer zo'n 300 broedparen geteld, een aantal dat sindsdien niet meer is bereikt. De laatste jaren schommelt de stand tussen de 125 en 250 paar. De meeste ijsvogels broeden op de zandgronden van oostelijk Noord-Brabant, Limburg en de Achterhoek, in de duinstreek en langs de grote rivieren.
Het moeizame herstel van de ijsvogel na de laatste strenge winters heeft alles te maken met de achteruitgang van de kwaliteit van het belangrijkste broedbiotoop; de beken. Negatieve factoren zijn het kanaliseren, waarmee broedgelegenheid verdwijnt en de beek 's zomers sneller uitdroogt, en de vermesting, waardoor het water troebel wordt en belangrijke prooidieren verdwijnen. Bij het in 1994 gestarte Project IJsvogel staat het herstel van natuurlijkheid van beken dan ook centraal; van zo'n herstel zal de ijsvogel als 'top-predator' van het beek-ecosysteem zeker profiteren. Vogelwerkgroepen kunnen een belangrijke rol spelen bij het project. Ten eerste is het van groot belang om te weten waar nog ijsvogels broeden (een goed overzicht ontbreekt momenteel vooral in Noord-Brabant en Twente). Verder kunnen plaatselijke knelpunten worden aangegeven en kan alarm worden geslagen bij het constateren van ijsvogel-bedreigende acties als het kappen van bomen rond en lozen van mest in de beek. Ook komt het nogal eens voor dat - vaak nietsvermoedende - recreanten de nesttunnel intrappen of de oudervogels dermate verstoren, dat deze het nest verlaten. Het behoud van rust op de broedplaatsen is dus van groot belang, en dat geldt ook voor kanovaarders en - al dan niet met camera's gewapende - vogelaars! Het creëren van kunstmatige broedplaatsen (een steilwand of een nesttunnel) nabij van nature geschikte nestplaatsen zoals lemige beekoevers wordt afgeraden. Vooral op kleiige plaatsen in het westen des lands kan het aanbrengen van zo'n steilwand wel van nut zijn, speciaal bij wateren waar de soort 's winters geregeld wordt gezien. Zorg er wel voor dat de nestwand niet door recreanten benaderd kan worden. Zowel overdag als 's nachts vliegen ijsvogels zich nogal eens dood tegen ruiten en auto's. Het plakken van - in de winkel van Vogelbescherming verkrijgbare - stickers op ramen en terrasruiten kan deze sterfte verminderen. Vogelwerkgroepen kunnen ijveren voor het plakken van dergelijke stickers op ruiten van openbare gebouwen, bus-abris en geluidsschermen, waar sterfte is geconstateerd. Tot slot kunnen de overlevingskansen in strenge winters vergroot worden door het openhouden van wakken.
Aantal broedparen in Nederland: 375-425 broedparen (1998)
Verspreiding in Nederland (1979):
Atlas van de Nederlandse Broedvogels,Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland
Slappe wintertjes goed voor aantal broedende ijsvogels
Uit Trouw, 10 augustus 2000
De ijsvogelstand in Nederland maakt een stevige groei door. Sovon Vogelonderzoek schat het aantal broedparen dit jaar op rond de 250. Vorig jaar waren dat er ongeveer 165.
De ijsvogel komt sterk terug na een paar slechte jaren. Tussen 1996 en 1999 stond de blauw-oranje visetende 'schicht' er met 35 à 90 broedparen in Nederland niet al te best voor. Dit was het gevolg van de strenge winter van 1995-'96. Na de barre winter van 1962-'63 bijvoorbeeld vlogen er nog hooguit 15 paartjes rond. Het duurde toen tien jaar voordat de ijsvogelstand weer enigszins op peil was.
Als gevolg van de afgelopen zachte winters is het aantal broedparen de laatste twee jaar spectaculair toegenomen. Bij opnieuw een zachte winter zou het record (400 paartjes) van 1995 wel eens gebroken kunnen worden, vermoedt Sovon.
IJsvogels broeden vooral in het oosten, midden en zuiden van Nederland. Het liefst graven zij hun broedpijpen in zandige oevers van beken. Maar zij maken ook gebruik van nestgelegenheid, die vogelaars voor ze creëren.
(Uit Grasduinen december 1991)
Het IJsvogeltje houd van een gevarieerd menu maar zonder ijs.
Het meest tropisch gekleurde vogeltje van ons land moet niets hebben van strenge winters. Hij leeft van alles wat in het water rondzwemt. En ijs betekent voor hem dat de deur naar deprovisiekast op slot gaat. Het kan zijn dood worden. Daarom is het des te wranger dat het diertje toch ijsvogeltje is gaan heten.
Dat klinkt raar: de ijsvogel houdt niet van winter. En zeker niet van ijs. Er is nog meer dat niet klopt aan de Vliegende Briljant. Zo staat hij bekend als een verwoed visser en een noeste mijnwerker en toch gaat hij gekleed als een salonjonker. Hij graaft een nesthol van meer dan een meter diep, dat na enige tijd de jongen geherbergd te hebben, vol ligt met stinkende graten en schubben. Telkens als hij zijn jongen, met het uiterlijk van jonge draakjes, gevoerd heeft, neemt hij wel vier of vijf keer een bad om alle drek uit zijn flitsend verenpak te spoelen.
Nog zoiets: iedereen vindt het ijsvogeltje het mooiste vogeltje van het land; bijna niemand doet enige moeite om het diertje te beschermen. Stelselmatig zijn de beken en de watertjes, waarlangs hij broedde verpest door waterloopkundige maatregelen of ordinaire uitbreidingsplannen. Zonder blikken of blozen wordt zijn viswater vervuild. Dus: het ijsvogeltje moet blijven, als het maar geen geld kost. Terwijl je toch niet kunt zeggen dat de salonjonker kieskeurig is. Het enige wat hij wil, is helder water, voor het broodnodige zicht. Als dat er is, lust hij ongeveer alles wat in en op dat water leeft.
Blijft nog even de vraag waarom het schitterende vogeltje dat niet van ijs houdt dan toch ijsvogel heet? Die naam stamt uit de tijd toen onze beken nog echte beken waren, die zich slingerend een weg door het landschap schuurden. In de bochten vormden zich steile oevers, waarin het vogeltje zijn nesthol kon uitgraven. Er broedden toen zoveel ijsvogels, dat ze overal gezien werden. Vooral in de winters als het vroor en ze gedwongen werden hun eenzame levenswijze op te geven om zich te verzamelen bij wakken. Zoiets viel op: zoveel kleurige vogels bij elkaar. Vandaar hun naam, want 's zomers krijg je ze toch moeilijk te zien. Zelden vang je meer van ze op dan een blauwe vaartstreep in een lichtvlek boven een beek. Diezelfde strenge winters die het diertje zijn naam bezorgden, zijn tevens zijn grootste vijand. Als echt al het water toegevlogen is, blijven er maar weinig ijsvogels in leven. Die maken de verliezen snel weer goed door het grote aantal jongen dat ze elke zomer groot brengen. Deze strategie om de soort te doen overleven, is niet voor alle ijsvogels hetzelfde. Exemplaren die broeden in landen met immer strenge winters trekken weg. In ons land echter is het ijsvogeltje, zoals dat in vogelaartermen heet, een stand- en zwerfvogel: hij blijft in de buurt en onderneemt geen riskante trektochten. Soms komt deze voorzichtigheid hem duur te staan, zoals na de strenge winters in het begin van de jaren zestig, toen er nog maar een tiental broedparen in ons land overbleef. Later herstelde de stand zich weer tot een paartje of vierhonderd. Nog steeds zijn hun aantallen sterk wisselend.
Het liefst eet het ijsvogeltje vis. De soort doet er niet toe. Als de prooi maar niet groter is dan zeven centimeter. Maar daarnaast staan alle mogelijke waterdieren op het menu. Een losse greep: 1. stekelbaarsjes, drie- of tiendoornig 2. larven van een grote libel, een platbuik en een beekjuffer 3. waterschorpioen 4. vijverloper 5. bootsmannetje 6. schaatsenrijder 7. duikerwants 8. larven van geel-gerande en spinnende watertor en van het schrijvertje 9. jonge kikker 10. kokerjuffer.
Om al die diertjes te kunnen vangen, beschikt de ijsvogel over behoorlijk wat vistechnieken. De bekendste manier is de duik vanaf een overhangende tak, want die is het meest gefotografeerd. Dat vaste stekkie is voor een fotograaf in een schuiltentje makkelijk in focus te krijgen. Maar de vissende briljant heeft meer in zijn mars. Vanaf een lage tak vliegt hij eerst met een sprong omhoog, voor hij op zijn prooi plonst. Is er geen tak in de buurt dan kan hij fladderend stil in de lucht hangen voor hij duikt. Diertjes die vlak onder de oppervlakte zwemmen vangt hij in het voorbijvliegen. Ook zijn er waarnemingen van ijsvogels die zich al duikend door een dun laagje ijs boorden. Over het algemeen geldt dat hij toch niet dieper dan een meter in het water doordringt. Soms komt hij zelfs helemaal niet in het water terecht. Dat is als hij op jacht gaat naar eendagsvliegen en rondsnorrende libellen, of een spin van zijn draadje plukt. Er is zelfs gezien dat hij een waterspitsmuis van zijn prooi beroofde
Het ijsvogeltje blijkt een intelligent en creatief dier, dat zich makkelijk aanpast aan veranderende omstandigheden. Zijn voorouders zullen vaak genoeg meegemaakt hebben dat in het voorjaar de oude nestelplaats er niet meer bleek te zijn, als in de winter de beek was veranderd in een woeste stroom en zijn eigen walkanten had vernield en verlegd.
Een van de boeiendste vragen die ik me kon stellen bij het zien van deze tekeningen is, waarom het ijsvogeltje zulke schitterende kleuren heeft. Even zou je kunnen denken dat het mannetje, van huis uit visser en mijnwerker, zich extra mooi opdoft voor haar. Maar er is nauwelijks verschil te zien tussen man en vrouw. Zij heeft een roodachtige ondersnavel in plaats van een zwarte. Dat is alles. Met sex-appeal heeft het dus niks te maken. Willen ze dan misschien opvallen om elkaar goed te kunnen vinden? Hoeft niet, want ze hebben een behoorlijk stemgeluid. Of zit ik weer als een dom mens te raden naar een of ander nut? Ik geef het op. Er is zoveel wat mijn verstand te boven gaat.
Frans Bussink