IVN Vecht & Plassengebied - Kennis der Natuur | ||
Excursies | Vogels | Vleermuizen | Natuurgebieden | Groencursus | Natuurgidsencursus | Organisatie | IVN Vecht & Plassengebied Fotoboek | Natuurkrant | Vogelreis Falsterbo | Waterkwaliteit | Virtuele excursie Gunterstein | Poelenwerkgroep het Gooi |
||
Bergeend (Tadorna Tadorna)
|
||
|
||
Bergeend (Prof. Dr. K.H. Voous, Vogels, 1989 mei/juni) Regelmatig wordt de vraag gesteld of de Bergeend een eend is of een gans, of dat hij er tussen in staat. Terwijl het verenkleed van de vrouwtjes van andere eenden opmerkelijke schuil- en camouflagekleuren bezitten en de broedende vogels daardoor weinig opvallen, is het Bergeen-vrouwtje even bont gekleurd als het mannetje. Maakt zij haar nest als regel in het donker van diepe holen omdat zij zo'n opvallende verschijning is, of kon zij het bonte mannetjeskleed verkrijgen doordat zij op zulke goed verborgen plaatsen broedt? Waarom is alleen zij zo bont gekleurd en zijn andere in holen broedende eenden of ganzen dat niet? Tenslotte: hoe groot was en is de invloed van de mens op het huidige voorkomen en de verspreiding van de Bergeend? Wanneer het waar is dat de structuur en de bouw van ganzen primitiever en het baltsgedrag minder gespecialiseerd is dan die van eenden, dan zijn Bergeenden grote, stevige eenden en geen ganzen. Als bij alle andere eenden hebben Bergeend-woerden een grote, zefls dubbele kraakbeenblaas verbonden aan het diep in de borst liggende stemorgaan (syrinx). Daarmee zijn zij in staat hoge, fluitende geluiden voort te brengen die opmerkelijk verschillen van het diepe gak-gak dat vrouwtjes maken. Niet gansachtig zijn de modder-zevende, watertrappelende en grondelende foerageermethode en het bijna uitsluitend uit kleine diertjes bestaande voedsel: bij ons zijn dat wadslakjes, kleine kokkels en andere schelpdieren en kleine kreeftjes. Aldus wordt de Bergeend bij de in bouw en gedrag minst gespecialiseerde groep van eenden ingedeeld. De Bergeend bewoont de kusten van West-Europa, van iets onder de poolcircel in Noorwegen tot in Zuid-Frankrijk. Zijn grootste populatiedichtheid ligt aan de zandige en slikrijke kusten van de Noordzee en in de Waddenzee. Daarnaast is er een groot broedgebied in de Midden-Aziatische steppengebieden met zijn brakke binnenland-riviermondingen en zoute meren. Verder zijn er enkele verspreide broedplaatsen in lagunen en droge kustgeb ieden van de Middellandse Zee, maar de mens, die de natuur rond de Middellandse Zee eeuwenlang heeft vernietigd, heeft er mèt veel andere vogelsoorten ook de Bergeend in feite uitgeroeid.
De Bergeend broedt langs de Noordzeekust vooral in konijneholen; in Midden-Azië in de holen van steppemarmotten. Verder in laaggelegen boomholten, op donkere plaatsen tussen rotsblokken, onder hooi- en takkenbossen en onder dicht struikgewas. Omstreeks 1770 waren zowel konijnen als Bergeenden op Eijerland (Texel) 'ongeloofelijk' talrijk en eieren en jongen van de Bergeend werden in groten getale voor de siervogelhandel verzameld. Later, in de moeilijke jaren tijdens de Frans Revolutie, was er meer te verdienen aan konijnen dan aan Bergeenden en werden Bergeenden geweerd, verdreven en bejaagd. langs de hele Noordzeekust werden zij zeldzaam. Bij ons werd de jacht op Bergeenden, maar niet de handel, in 1923 verboden. Wanneer de Bergeend-ouders er in zijn geslaagd hun kuidens vanuit de duisternis van hun ondergrondse nestplaatsen naar ondiep, open water te hebben geleid, verzamelen zich de jonge Bergeendjes in crèches van soms vele tientallen onder de hoede van slechts enkele ouders. De meeste oude vogels trekken daarna al spoedig weg naar centrale ruiplaatsen waar de vogels door het gelijktijdig verlies van alle vleugel- en staartpennen opmerkelijk hulpeloos zijn. De latere oogarts J. Hoogerheide en de lerasar klassieke talen W.K. Kraak hebben als eersten de afwezigheid van volwassen Bergeenden in ons land in de maanden juli en augustus ontdekt (1942). Later is dit ook elders gevonden en kon het verloop van de zogenaamde ruitrek worden beschreven. In het Noordzeegebied liggen de grootste ruiplaatsen op een paar grote zand- en modderbanken van de Duitse Wadden, 15 km uit de kust tussen de mondigen van de Elbe en de Weser: het zijn de Grote en Kleine Knechtsand bij Mellum en het kleinere, noordelijker gelegen Trischen. Meer dan 100.000 Bergeenden afkomstig uit alle Noordzeekusten van Noorwegen en Zweden tot Ierland maken hier op een oppervlakte van omstreeks 5,6 km2 (gemeten bij hoogwater) de volledige, veel energie kostende nazomer-rui door. Dit wordt alleen mogelijk gemaakt door de uitermate grote voedselrijkdom van de Waddenzee en door de beschermde ligging ten opzichte van het geweld van de uit de Helgolander Bocht aanrukkende zomerstormen en de afwezigheid van roverijen van landroofdieren en van de mens. Dat laatste is maar ten dele het geval geweest, want tot ver in de vorige eeuw (19de eeuw) werden onder de niet tot vliegen in staat zijnde Bergeenden grote slachtpartijen aangericht ten behoeve van de verenhandel. Nu het water van de grote rivieren en dat van de Noordzee in toenemende mate vergiftigd slib aanvoeren, komen alle Noordzee-Bergeenden en de honderdduizenden andere wadvogels in groot gevaar. De andere West-Europese rui-centra, aan de westkust van Engeland, op onze Ventjagersplaten en aan de Beneden-Westerschelde (alles bij elkaar nog geen 10.000 vogels), verschaffen de Bergeenden onvoldoende alternatieve mogelijkheden om hun jaarlijkse kwetsbare ruiperiode te overleven. Aldus is de mens de van oudsher alles bepalende factor in het leven en het voortbestaan van de Bergeend in het Noordzeegebied. |
||