IVN Vecht & Plassengebied - Kennis der Natuur


Excursies | Vogels | Vleermuizen | Natuurgebieden | Groencursus | Natuurgidsencursus | Organisatie | IVN Vecht & Plassengebied

Fotoboek | Natuurkrant | Vogelreis Falsterbo | Waterkwaliteit | Virtuele excursie Gunterstein | Poelenwerkgroep het Gooi

">

Nachtegaal (Luscinia Megarhynchos)

Nachtegaal (Luscinia Megarhynchos)


Geluid1:

Geluid2:

Grootte: -

Biotoop: vochtige bossen met rijke ondergroei en in de duinen bij dicht struikgewas; vaak bij ondergroei van brandnetels

Territorium: -

Trekken of blijven: -

Bedreigd of niet? -

Aantal broedparen in Nederland: 7.500-10.000 broedparen (1987)

Verspreiding in Nederland (1979):


Atlas van de Nederlandse Broedvogels,
Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland

Procentuele ontwikkeling van de Nachtegaal in Nederland:


Sovon & CBS, 1998

De fascinerende zang van de Nachtegaal

(Leo van de Bergh & Dirk Visser)

Een van de bekendste Nederlandse zangvogels is ongetwijfeld de Nachtegaal. Omdat hij in het dichte struikgewas leeft en bovendien een onopvallend grijs en bruin verenkleed draagt, zullen echter maar weinig mensen oog in oog met hem gestaan hebben. Zij die wél het geluk hadden om een nachtegaal in het vizier te krijgen waren mogelijk gedesillusioneerd door het bescheiden voorkomen van de vogel.

Het is dan ook vooral de zang die de nachtegaal zo bekend heeft gemaakt en die werkelijk ongeevenaard is. Die zang bestaat uit een serie herhaalde, losse tonen die worden afgewisseld met krachtige rollers en trillers. Sp;eciaal op stille avonden of nachten in het voorjaar is deze zang zeer indrukwekkend en soms tot op een kilometer afstand nog te horen.

Ongetwijfeld dankt de vogel zijn naam aan deze nachtelijke zang, maar een echer nachtvogel is hij toch niet. De eerste weken na zijn terugkeer zichgt hij veelvuldig overdag en reageert onmiddelijk op nabootsingen van de zang en zeker op concurrenten. Er worden dan hele zangduels uitgevochten.

De eerste nachtegalen arriveren bij ons omstreeks medio april, maar soms wordt al eind maart de zingende vogel gehoord. De zang valt het best te beluisteren van de laatste week in april tot half mei. In mei neemt de zangactiviteit van de nachtegalen die het vroegst arriveerden sterk af, terwijl de late nachtegalen dan nog moeten beginnen. Eind juni zwijgt ook de laatste nachtegaal. Alleen een krachtige waarschuwingsroep bij onraad verraadt dan nog de aanwezigheid.

Zodra de paarvorming een feit is wordt met de nestbouw begonnen. Het nest ligt op of vlak boven de grond en bestaat uit een los bouwsel van grasse, mos en dergelijke. De binnenkant wordt gevoerd met grassprietjes, worteldraden en haren. De 4 of 5 eieren (soms zelfs 6) worden in 13 dagen utigebroed, waarna de jongen nog 11-12 dagen in het nest blijven. Ze verlaten dit al voordat ze kunnen vliegen, iets wat wel voorkomt bij meer kleine lijsterachtigen.

Bij ons broedt de nachtegaal gewoonlijk maar één keer per jaar, maar in zuidelijker streken zijn twee broedsels normaal. In de Botterpot, een reservaat bij Nijmegen, breodt tot 20% van de paren twee maal. Vervolgbroedsels zijn afhankelijk van de weersomstandigheden. Alleen vroeg arriverende vogels slagen erin om twee broedsels per jaar groot te brengen. Niet onlogisch natuurlijk, omdat zij de beste territoria kunnen uitzoeken.

Het mannetje staakt zijn zang als de jongen enkele dagen oud zijn en het geberut wel dat het vrouwtje al met het tweede legsel bezig is, terwijl het mannetje de jongen nog voedt. Het voedsel bestaat uit insecten, larven, poppen, wormen, slakken en later in het seizoen ook bessen en andere kleine vruchten. Het meeste voedsel wsordt op de typische ‘lijstermanier’ op de grond bemachtigd, maar ook worden insecten in de vlucht onderschept. De voorkeursbiotoop van de nachtegaal beslaat terreinen met voldoende dekkingsmogelijkheden, een dichte begroeiing van struiken met een bodembedekking van brandnetels, bramen en dergelijke, en een rijk insectenleven. Loofbosjes op een vochtige, humusrijke bodem zijn favoriet. De bodem mag ehter niet te nat zijn. Goede biotopen in de uiterwaarden of nét binnendijks gelegen, verliezen hun broedpopulatie echter grotendeels in jaren met hoge rivier- en kwelwaterstanden.

In ons land kunnen drie belangrijke typen biotopen worden onderscheiden: moerasbos of andere bosschages nabij water; vochtig schraalland begroeid met struiken en bosjes in de binnenduinrand. In zulke biotopen kunnen de broeddichtheden soms zeer hoog zijn. De Botterpot herbergt bij voorbeeld op elke 10 ha jaarlijks 6 territoria. Uit onderzoek in het buitenland weten we dat de nesten soms slechts 50 meter uit elkaar liggen. In de Botterpot is dat zelfs vaak nóg minder. Opmerkelijk is de plaatstrouw van de vogels. Jaar in jaar uit wroden dezelfde territoria bezet. Alleen in ‘slechte’ seizoenen worden sommige territoria niet bezet.

Nederland en Engeland vormen de noordwestelijke grens van het verspreidingsgebied van de nachtegaal in Europa. De vogels die bij ons doortrekken zijn dus vrijwel altijd ook de eigen broedvogels. Onze broedpopulatie wordt door SOVON op 7.500-10.000 paar geschat. Ten zuiden van Nederland is deze soort nog veel talrijker. Alleen in Frankrijk broeden naar schatting één miljoen paren.

In het algemeen is sprake van een achteruitgang in aantallen in Europa, al meldt SOVON dat de stand in Nederland sinds de jaren zeventig is vooruitgegaan. Of dat werkelijk zo is valt t betwijfelen; vermoedelijk wordt er tegenwoordig alleen nauwkeuriger geïnventariseerd.

Ontegenzeglijk is de soort talrijker geworden in sommige gebieden. Vanuit de binnenduinrand zij de nachtegalen doorgedrongen in de duinwaterleidinggebieden. De duinstreek vormt nu dan ook hét bolwerk van de nachtegaal. Jaarlijks kunnen we op de avond van de vierde mei via de beeldbuis vaststellen dat de Waalsdorpervlakte bij Den Haag een goede populatie huisvest. De traditionele minuut stilte wordt dan doorgaans vanuit de duinen begeleid door een meervoudgie nachtegalenzang.

Een ander belangrijk broedgebied ligt in het mideden en zuidoosten van Noord-Brabant. Hier zorgen vochtige populierenbossen en oude landgoederen voor gunstige leefmogelijkheden. Positieve ontwikkelingen deden zich ook voor in deBiesbosch na de uitbanning van het getij. De bossen in Flevoland raken inmiddels ook bevolkt door de nachtegaal.

We moeten ons echter niet door deze goede berichten laten misleiden. In het uiterste zuiden des lands dient men een overbekend lied aan het veranderde tijdsbeeld aan te passen: ‘Waar in het bronsgroen eikehout, het nachtegaaltje ZONG…!’; want mét het verval van de cultuur van het eikehakhout en het verdwijnen van o.m. de houtwallen is de nachtegaal grotendeels uit Zuid-Limburg vertrokken. Soortgelijke geluiden komen ook uit andere gewesten. In Gooi en Vechtstreek is het aantal paren sterk achteruitgegaan, omdat op veel plekken de onderbegroeiing werd verwijderd en bespuiting met bestrijdingsmiddelen een zeer ongunstig effect op kruid- en humuslaag heeft.

Als we het voorkomen in Nederland over een langere periode bekijken dan blijkt dat rond de eeuwwisseling al sprake was van opvallend veel nachtegalen in de duinen en in de oostelijke provincies. Dat beeld kan echer vertekend zijn: de toenmalige ornithologen woonden vooral daar. Snouckaert van Schauburg die toen in het rivierkleigebied van Neerlangbroek woornde, merkte in 1908 ten minste op dat de nachtegaal ‘Broedt in het gehele land, óók op kleigrond en niet alleen op zandgrond gelijk Albada (die in Leeuwarden woonde) scheen aan te nemen’.

Ook toen al vormde de mens een bedreiging voor de nachtegaal, zij het op een andere manier dan tegenwoordig. Voordat de Vogelwet 1936 in werking trad werden er vooral in Noord-Brabant nogal eens nachtegalen gevangen. Thuis erden ze dan in een korf onder een bessestruik geplaatst, zodat de vogel in het halfdonker zat en lange tijd bleef zingen. Was de zangperiode voorbij dan liet men de vogel weer los. Niet alle plattelanders stelden het echter op prijs dat stadse mensen ‘hun’ nachtegalen kwamen wegvangen. In Udenhout werden meermalen vangers uit Tilburg hardhandig het dorp uitgewerkt. Nóg enkele merkwaardige zaken uit de oude doos: reeds Shakespeare meende abusievelijk dat de nachtegaal zich zou compromitteren als hij zijn stem ook overdag in het rumoer van het overige geverderde volk mengde: ‘The Nightingale if he should sing by day When every goose is cackling, woud be Thought no better a musician than a wren’. En Jac.P. Thijsse vertelde in Blonde Duinen (1911): ‘het wijfje houdt er verbazend veel van om achter haar mannetje aan te rennen en met een zeurderig stemmetje te dwingen om lekkers. En hij, goede lummel, werkt als een neger(!) om lekkere hapjes voor haar te vinden’.

Na de broedtijd blijven nachtegalen niet lang in onze streken rondhangen. Al in augustus arriveren de eerste vogels in hun wkinterkwartieren bezuiden de Sahara, maar talrijk worden ze daar pas vanuit half september. Zij overwinteren in de savanne- en doornstruikvegetaties van tropisch Afrika en moeten dus grote afstanden vliegen. De oudst bekende, geringde, nachtegaal werd bijna acht jaar en had dus al heel wat intercontinentale vluchten achter de rug.

Hoe ziet de toekomst van de nachtegaal er uit in ons land? Welnu, bij de gratie van stabiele, goede broedgebieden die in handen zijn van natuurbeschermingsorganisaties en op een juiste wijze worden beheerd, zal deze vogelsoort zich wel kunnen handhaven. De mogelijkheid bestaat zelfs dat hij zich zal kunnen uitbreiden als de opruimings- en bestrijdingsmiddelenwoede ten aanzien van struikgewas, ‘on’kruiden en insecten drastisch beteugeld wordt. Daarnaast ontstaan er nog altijd nieuwe vestigingsmogelijkheden bij (her)bebossing op klei- en veengronden, zoals in Flevoland, Zuid-Holland en in de Groningse veenkoloniën.

We behoeven ons over het voortbestaan van deze boeiende muzikant in de lage landen dus (voorlopig) nog geen zorgen te maken.