IVN Vecht & Plassengebied - Kennis der Natuur


Excursies | Vogels | Vleermuizen | Natuurgebieden | Groencursus | Natuurgidsencursus | Organisatie | IVN Vecht & Plassengebied

Fotoboek | Natuurkrant | Vogelreis Falsterbo | Waterkwaliteit | Virtuele excursie Gunterstein | Poelenwerkgroep het Gooi

Fitis (Phylloscopus Trochilus)

Fitis (Phylloscopus Trochilus)


 

Geluid:

© ETI BioInformatics, SoortenBank.nl

Google
 
Web www.ivnvechtplassen.org

Het geluid van de Fitis is een soort watervalletje. Het is niet luid maar wel duidelijk te horen. En de beste manier om het geluid te onthouden is doordat het vogeltje het volgende zingt: Het-is-nog-wel-mooi-weer-maar-dat-blijft-niet-lang-zo.

Grootte: Een kop kleiner dan een Mus

Biotoop: overal in halfopen landschap met veel struikvegetatie; mijdt bossen

Territorium: -

Trekken of blijven: Trekken

Bedreigd of niet? Niet bedreigd

Aantal broedparen in Nederland: 250.000-400.000 broedparen (1987)

Verspreiding in Nederland (1979):


Atlas van de Nederlandse Broedvogels,
Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland

Procentuele ontwikkeling van de Fitis in Nederland


Sovon & CBS, 1998

Het vrijersleven van de Fitis

( René Wanders, uit Vogels, mei/juni 1990 )

Ogenschijnlijk vormen fitissen in de broedtijd een ongeorganiseerd stelltetje. Maar de auteur, die vijf jaar het huwelijksleven van deze vogels bestudeerde, viel van de ene verbazing in de andere. De Fitis, onze meest algemene zomervogel dwingt respect af.

Zomaar een prachtige morgen in april. Niets lijkt de zon in de weg te staan en ook het zwakke zuidoostertje voorpelt niets dan goeds. De eerste zonnestralen toveren een trillende, heiige atmosfeer over het dal, waar op de grond miljoenen dauwdrupjes fonkelen. De nog maar net bloeiende wilgen lijken een zachtgoud licht uit te stralen. Rondom, terwijl de padjes piepen, de rietzanger ratelt en tjilpt, de lach van de groene specht galmt vanuit het bos en twee pas gearriveerde nachtegalen hun muzikale meesterschap tonen, klinkt het dertigstemmig fitiskoor. De een is nog niet uitgesproken of de ander zet zijn weemoedig deuntje in als bijdrage aan dit symfonisch gedicht. De meidoorns laten hun eerste groen doorschemeren, vooral aan de zonzijde, boerenzwaluwen trekken voorbij, soms kwetterend, soms zwijgzaam, als blauwe flitsen op weg naar noordelijker streken. Hommels bonzen rond en almaar komen roepende kokmeeuwen over, hoog in de blauwe lucht. Het landschap is nu zonovergoten en bovenin sommige struiken, op regelmatige afstand, lijkt een witte stip te zitten. Het zijn de zingende fitissen die daar op hun zangpost een territorium claimen. Elke fitis die het waagt het territorium binnen te dringen, wordt furieus aangevallen, waarna de eigenaar, eventueel na het opsnappen van een vlieg, weer verder gaat met zingen, de hele fraaie morgen door.

Deze ochtend was een van de vele (maar wel een van de mooiste), die wij in ons vijf jaar durende fitisonderzoek beleefden. Die witte stipjes bovenop de struiken waren voor ons persoonlijkheden die we alle kenden. Elke fitis in dit gebied had zijn eigen kleurringcode aan een va de twee poten of andere kenmerken waaraan wij hem herkenden. Zoveel mogelijk individuen volgden we in hun doen en laten, we noteerden hun gedrag, wanneer ze weer terugkwamen uit Afrika, waar ze hun nest hadden en of ze uitgevlogen jongen hadden. Verder hadden we in het terrein mistnetten staan, waarin we ze zo nu en dan terugvingen. En gaande het onderzoek vielen we van de ene verbazing in de andere en begrepen we steeds beter dat fitissen de vogelaars en vogeltellers soms aardig voor het lapje houden. Maar we kregen ook steeds meer bewondering voor de prestaties van deze kleine vogel.

Elk jaar komen van ver ten zuiden van de evenaar de fitissen in twee maanden tijd terug naar Europa. Van de jongen die in ons proefgebiedje in de duinen van Meijendel waren geboren vingen we er in de jaren daarna in totaal maar twee terug. Van de broedvogels van vorig jaar echter vingen of zagen we iets meer dan de helft (54%) terug. Bijna allemaal (ca. 90%) keerden ze terug naar hun oude territorium en zongen ze weer op dezelfde zangposten als het jaar daarvoor.

Wanneer de mannetjes aankomen zijn de vrouwtjes nog onderweg en zo kan het gebeuren dat zij betere of slechter weersomstandigheden meemaken tijdens hun reis. En juist die weersomstandigheden onderweg bepalen voor een groot deel of er veel of weinig fitissen terugkeren naar hun broedgebied. Zo’n twee weken nadat de vrouwtjes zijn aangekomen beginnen ze al aan nestbouw te denken en dat is de tijd dat ook de mannetjes van gedrag veranderen. Vrouwtjes-fitissen namelijk houden zich nauwelijks aan de door mannetjes bepaalde territoriumgrenzen. De nestplaats is háár keuze.

Mannetjes geven tijdens de nestbouw en het leggen van de eieren hun territoriumverdediging grotendeels op en gaan over tot het verdedigen van het wijfje van hun keuze. Vreemde kerels in haar buurt worden niet geduld. Het mannetje probeert zich er op die manier van te verzekeren dat de eieren in het nest van zijn territorium ook van hem zijn en niet van een ander mannetje. Zekerheid daaromtrent heeft hij echter nooit, hetgeen het lot is van bijna elke fitisman, want ma bepaalt niet alleen de nestplaats, maar ook voor een deel wie de vader van haar jong is.

Als de eieren zijn gelegd en moeders op de eieren broedt kijkt het mannetje er voorlopig niet meer naar om. Hij gaat weer zingen en zijn territorium verdedigen. Zijn liedje klinkt nu heel anders dan vóór het broedseizoen. Het klinkt nóg weemoediger en vóór de aanvang van het eigenlijke toonvalletje komt nu eerst een hees wiê-wiê. Het mannetje zingt weer heel vaak totdat…. Een vrouwtje een nest gaat maken in zijn territorium. Dan gaat hij ook dit vrouwtje verdedigen tegen andere mannetjes in de hoop met haar te copuleren. Totdat ook zij de eieren beberoedt, waarop hij weer gaat zingen enzovoort.

Fitissen zijn polygaam. Zo hadden wij een mannetje – we noemden hem de grote versierder – dat in zijn territorium vier verschillende vrouwtjes met nest had. Eén vrouwtje had weliswaar een ander mannetje als belangrijkste vader van haar jongen, maar toch waren drie nesten met jongen van hem. Alle drie de vrouwtjes heeft hij geholpen bij het verzorgen van de jongen. Eén legsel werd opgegeten door een vlaamse gaai en de andere twee vlogen uit. Hij was dus niet alleen een grote versierder, maar ook een zorgzame vader voor zijn kroost.

Andere mannetjes lieten de vrouwtjes de zorg voor het broedsel helemaal alleen opknappen en toch, ook van deze nesten vlogen dikwijls jongen uit. Het is natuurlijk voor een nest met jongen voordeliger als pa ook meehelpt met voeren.

Veel eten betekent immers snel groeien en veel reserves hebben als je eenmaal uitgevlogen en zelfstandig bent. Maar vaders hulp brengt ook nadelen met zich mee. Als het vrouwtje voer naar het nest brengt doet ze dat zo onopvallend mogelijk. Als een territoriaal mannetje met voer komt doet hij dat opvallend vliegend in een hoge boog van struik naar struik. Hij moet gezien worden. Wij zouden zeggen: ‘een trotse vader’. Dat zien de vlaamse gaaien en ekster ook en die zijn dan geattendeerd op de aanwezigheid van het nest. Vanaf de laatste struik tot het nest, dat altijd op de grond ligt, doet gelukkig ook het mannetje erg stiekem, zodat lang niet al deze nesten worden gevonden.<> Er zijn vrouwtjes die, als de echte vader net meehelpt, een ander mannetje proberen te verleiden haar te helpen met voeren. En vooral als het nest aan de rand van een territorium ligt, lukt dat nog ook. Het is prachtig om te zien hoe ze dat doet. Als de jongen uit het ei zijn, gaat zij eerst alleen voeren. Haar aanvliegroute naar het nest loopt vlak langs de zangpost van het mannetje van haar keuze. Als dat mannetje nu zingt op een plaats waar hij haar nestomgeving kan zien, gaat ze heftig alarmeren. Niets werkt aanstekelijker op een fitis dan een druk alarmerende soortgenoot en dus doet het mannetje mee en komt hij tevens kijken waarom er gealarmeerd wordt. Is hij dichtbij genoeg, dan gaat het vrouwtje voeren, zodat het mannetje ziet waar het nest precies ligt. Als het mannetje dan eenmaal, al dan niet gedregen door nieuwschierigheid, het nest met jongen heeft gezien, is hij verkocht. Als een vogel sperrende jongen ziet, wil hij er onmiddelijk eten in stoppen. Zo krijgt het fitisgezin een pleegvader.

Bij bijna alle diersoorten worden er ongeveer evenveel vrouwtjes als mannetjes geboren. De fitis vormt daarop geen uitzondering. Het feit dat er mannetjes zijn met meer dan één vrouwtje betekent dan ook dat er een grote kans is op ongepaarde mannetjes. Een jaar na een droge zomer waren in ons gebied al het duinriet en de kruidachtige planten doodgegaan. Daardoor was er voor de fitissen geen goede plek om een nest te verbergen en bijna alle vrouwtjes fitissen meden ons proefgebied. We vonden dat jaar slechts vijf nesten, tegen ongeveer dertig in de voorgaande jaren. Toch verdedigden er datzelfde jaar 21 mannetjes een territorium en bleven er 17 ongepaard. Van deze 17 keerde er het volgende jaar maar één terug naar het proefgebied, maar wel werden er vijf elders gezien, heel ver weg van hun oude territorium. De 16 opengevallen plaatsen werden bezet door nieuwe mannetjes, ongeringd en waarschijnlijk ook onervaren. En toch: ook deze mannetjes verdedigden hun territorium alsof ze nooit anders hadden gedaan èn gebruikten dezelfde zangposten als hun voorgangers, dezelfde kromgebogen rozestaak en dezelfde dode tak van een eikeboom. Niets leek er veranderd, alleen droegen de mannetjes geen (kleur)ringen.

De fitis had nog een verrassing voor ons in petto. In 1981 bij voorbeeld waren er relatief veel mannetjes in het gebied jen maar weinig vrouwtjes. Nu waren er drie mannetjes dat jaar, die nadat ze gepaard waren met een vrouwtje de verdediging van hun territorium voorgoed opgaven en zich geheel gingen wijden aan de zorg voor moeder en kinderen. Dat had tot gevolg dat in hun oude territorium, boven hun hoofd, een nieuw mannetje de dienst ging uitmaken en probeerde een vrouwtje te verwerven. Het was alsof de eerste territoriumeigenaars beseften dat er toch niet meer te verdienen viel (dat wil zeggen dat er geen wijfjes meer te krijgen waren, tenzij met veel moeite) en dat er beter energie te steken viel in de zorg voor het gezin.

Zo ingewikkeld zit de fitiswereld in elkaar. Maar waarom? Het huwelijksleven van de fitis is nu eenmaal niet wat wij mensen ervan verwachten. In feite is het heel eenvoudig. Mannetjes komen aan in het broedgebied en vestigen een territorium op een plek die hen gunstig lijkt. Vrouwtjes arriveren laer en zoeken een nestplaats uit, die in hun ogen gunstig lijkt en zoeken daarbij een geschikt mannetje. Dat is alles. Dat doen ze óf op grond van ervaring óf met aangeboden kennis. Vandaar dat fitissen met een goed broedresultaat zo plaatstrouw zijn, maar fitissen zonder broedresultaat meteen het volgende seizoen een ander territorium kiezen. Want bij alle keuzes die de fitissen maken staat voorop dat ze proberen zoveel mogelijk nakomelingen te krijgen.

Vormen alleen de fitissen zo’n ongeorganiseerde samenleving? Het is nauwelijks voorstelbaar. Neem de bosrietzanger. Een onderzoekster uit Leuven heeft voor deze soort ook het opgeven van het territorium geconstateerd, zodat in één territorium verscheidene paartjes konden broeden. De fluiter en de tjiftjaf, nauwe verwanten van de fitis, zijn ook polygaan en ook hier zijn de vrouwtjes geëmancipeerd. De kleine karekiet en de rietzanger, ook zij doen aan tijdelijke territoria en de heggemus maakt allerlei combinaties met soms meer mannetjes, soms meer vrouwtjes. En hoeveel andere soorten zijn er nog die het met de monogame levenswijze niet zo nauw nemen?

Elke jaar inventariseerden wij ook op SOVON-manier het aantal fitisterritoria in het proefgebied. Het waren er maximaal 22 en minimaal 20. Als we dat vergelijken met het aantal fitisnesten van verschillende vrouwtjes in het gebied, maximaal 34 en minimaal 5, dan wordt ineens duidelijk dat territoriumtellingen maar heel weinig zeggen over het aantal broedgevallen in een gebied en dus ook maar heel weinig over de grootte van de fitisbevolking aldaar. Wat zegt het aantal zingende fitismannetjes in een gebied? Niks meer en niks minder dan dat het terrein geschikt is voor fitissen een dat dan bekeken vanuit een mannelijk standpunt. En net als bij ons wil dát nog wel eens verschillen van de vrouwelijke visie

Als ik tegenwoordig door het duin loop en ik zie een fitis bezig op insektenjacht of zingend in zo’n mooie, met bloemen bezette rozestaak, dan neem ik figuurlijk mijn petje voor hem af. Eén zo’n klein vogeltje (circa 10 g), dat diverse keren een retoer zuidelijk Afrika volbrengt en dat zoveel mogelijkheden heeft om met wat voor relaties dan ook jongen groot te brengen, dwingt bij mij meer respect af dan de machtige adelaar die in vergelijking met een fitis verschrompelt tot een bijna burgerlijke jongen.