IVN Vecht & Plassengebied - Kennis der Natuur
Excursies | Vogels | Vleermuizen | Natuurgebieden | Groencursus | Natuurgidsencursus | Organisatie | IVN Vecht & Plassengebied
Fotoboek | Natuurkrant | Vogelreis Falsterbo | Waterkwaliteit | Virtuele excursie Gunterstein | Poelenwerkgroep het Gooi
Foto is gemaakt door Jikke Veltman
Klik op de foto voor een groter exemplaar
Geluid: © ETI BioInformatics, SoortenBank.nlDe roep van het Vuurgoudhaantje is lager dan van Goudhaantje. De zang is een eentonige, versnellende herhaling van ´zis´-tonen. Herkenning: L 9 cm. Eigenlijk verschilt het Vuurgoudhaantje in gedrag, grootte en vorm niet van het Goudhaantje. Een duidelijk verschil is dat het Vuurgoudhaantje een opvallend witte wenkbrauwstreep en een zwarte oogstreep heeft en meer bronsgroen gekleurde bovendelen.Als men goed oplet kunnen de wat wittere onderzijde en de bronsoranje gloed op de zijhals worden waargenomen. Maar zover komt het meestal niet, want het zijn beweeglijke vogeltjes, terwijl de gele of oranje kruinstreep, respectievelijk bij een wijfje of mannetje, bij beide soorten gemakkelijk zijn te zien. Biotoop: Bij voorkeur broeden ze in wat oudere hoogopgaande, dichte sparrenbossen met een voorliefde voor Fijnspar, Zilverspar en Douglasspar. Maar daarentegen komen ze ook voor in gemengd loofbos, vooral op diluviale gronden. Buiten de broedtijd worden ze ook vaak buiten naaldhout aangetroffen, vaker solitair dan de gewone Goudhaantjes.. Broedgebied: Ze broeden vooral in Zuid- en Midden-Europa en vanaf het beginvan deze eeuw breiden ze zich uit in noordelijke richting, zefls tot in Denemarken. Komt in Nederland voor als: Jaarvogel. In 1928 broedden ze voor het eerst in Nederland. Ze overwinteren voornamelijk in het westelijke deel van Frankrijk en rond de Middellandse Zee, maar ze komen hier ook wel overwinterend voor. In april en september/oktober vindt de doortrek plaats. Bedreigd of niet? Het ouder worden van de bossen werkt in het voordeel van het Vuurgoudhaantje. De vervanging van Sparren door inheemse loofsoorten heeft een negatieve invloed op hun voorkomen. De aantallen kunnen sterk fluctueren, wat ten dele samenvalt met strenge winters in West- en Zuid-Europa. Medio jaren tachtig nam hun aantal in Zuid-West-Drenthe na koude winters met zo'n 40% af. Aantal broedparen in Nederland: 5.000-8.000 (1987) Verspreiding in Nederland (1979):
© ETI BioInformatics, SoortenBank.nl
De roep van het Vuurgoudhaantje is lager dan van Goudhaantje. De zang is een eentonige, versnellende herhaling van ´zis´-tonen.
Herkenning: L 9 cm. Eigenlijk verschilt het Vuurgoudhaantje in gedrag, grootte en vorm niet van het Goudhaantje. Een duidelijk verschil is dat het Vuurgoudhaantje een opvallend witte wenkbrauwstreep en een zwarte oogstreep heeft en meer bronsgroen gekleurde bovendelen.Als men goed oplet kunnen de wat wittere onderzijde en de bronsoranje gloed op de zijhals worden waargenomen. Maar zover komt het meestal niet, want het zijn beweeglijke vogeltjes, terwijl de gele of oranje kruinstreep, respectievelijk bij een wijfje of mannetje, bij beide soorten gemakkelijk zijn te zien.
Biotoop: Bij voorkeur broeden ze in wat oudere hoogopgaande, dichte sparrenbossen met een voorliefde voor Fijnspar, Zilverspar en Douglasspar. Maar daarentegen komen ze ook voor in gemengd loofbos, vooral op diluviale gronden. Buiten de broedtijd worden ze ook vaak buiten naaldhout aangetroffen, vaker solitair dan de gewone Goudhaantjes..
Broedgebied: Ze broeden vooral in Zuid- en Midden-Europa en vanaf het beginvan deze eeuw breiden ze zich uit in noordelijke richting, zefls tot in Denemarken.
Komt in Nederland voor als: Jaarvogel. In 1928 broedden ze voor het eerst in Nederland. Ze overwinteren voornamelijk in het westelijke deel van Frankrijk en rond de Middellandse Zee, maar ze komen hier ook wel overwinterend voor. In april en september/oktober vindt de doortrek plaats.
Bedreigd of niet? Het ouder worden van de bossen werkt in het voordeel van het Vuurgoudhaantje. De vervanging van Sparren door inheemse loofsoorten heeft een negatieve invloed op hun voorkomen. De aantallen kunnen sterk fluctueren, wat ten dele samenvalt met strenge winters in West- en Zuid-Europa. Medio jaren tachtig nam hun aantal in Zuid-West-Drenthe na koude winters met zo'n 40% af.
Aantal broedparen in Nederland: 5.000-8.000 (1987)
Verspreiding in Nederland (1979):
Atlas van de Nederlandse Broedvogels,Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in NederlandSovon & CBS, 1998
Sovon & CBS, 1998