Grootte: Iets kleiner dan een mus. De nauw verwante Roodborsttapuit lijkt niet alleen in z'n gedragingen op het Paapje. Ook het kleed van jongen en wijfjes van beide soorten lijkt wel wat op elkaar.
Biotoop: De Paap, zoals men dit parmantige vogeltje tegenwoordig wil noemen, moet als broedvogel worden gezocht in kruidenrijke vegetaties met geringe begroeiing van struiken en bomen. Daarom zijn ze bij ons aangewezen op vochtige duinvalleien, kruidenrijke gras- en hooilanden, braakliggende terreintjes of open kapvlakten.
Territorium: -
Trekken of blijven: Trekken. Omdat bij ons de Noord-Duitse en Scandinavische Paapjes doortrekken, wekt het de indruk dat ze ook als broedvogel algemener voorkomen dan werkelijk het geval is. De eerste Paapjes worden doorgaans niet voor april gezien en de laatste zijn in oktober verdwenen. Doortrek vindt vooral in mei en augustus-september plaats en dan kan men ze op allerlei open, kruidenrijke terreinen waarnemen. Daarbij gebruiken ze hoge kruiden vaak als uitkijkpost.
Bedreigd of niet?
Het paapje staat op de Rode Lijst vanwege de sterke afname van het aantal broedparen en het steeds verder inkrimpen van het Nederlandse broedareaal.
Paapjes waren lange tijd gewone broedvogels in landelijk Nederland. Vooral de hooi- en blauwgraslanden voldeden perfect aan de biotoopeisen, terwijl de verspreiding op de weilanden wat minder was. Daarnaast kwam de soort voor op duingraslanden en heidevelden. Met de enorme veranderingen in agrarisch Nederland is het paapje sterk in aantal afgenomen. In de eerste helft van de eeuw bedroeg het aantal broedparen tenminste enkele duizenden. Rond 1975 waren hiervan nog 1250-1750 en anno 1990 circa 700-1100 paar over. Inmiddels is de soort in voorheen goed bezette streken als het rivierengebied, Noord-Brabant, Texel en Limburg uitgesproken schaars geworden. De belangrijkste broedgebieden zijn nu de Drentse heide en hooilanden en de duinstreek. Het aantal broedparen in agrarisch gebied is tegenwoordig veel lager dan in natuurgebied.
De belangrijkste oorzaken voor de enorme afname van het paapje zijn: Het omzetten van hooiland in gras- of maïsland, de verdroging van voorheen vochtige graslanden en de steeds vroegere eerste maaidatum van hooiland. Verruiging en verdroging spelen ook een rol in het deels ongeschikt worden van heide en duingebieden. In Drenthe vertoont de soort een duidelijke voorkeur voor extensief beheerde graslanden en bermen met een rijke insektenfauna. Kunstweiden van Engels raaigras worden gemeden. De enige manier om de soort in het landelijk gebied te behouden is dan ook een omslag in beheer van bermen en graslanden. Wat het grasland betreft lijkt dat alleen mogelijk bij ecologische boeren; in moderne produktiegraslanden zijn geen aanpassingen te bedenken om het paapje - en de levensgemeenschap waar hij voor staat - te doen terugkeren. Verder kan gedacht worden aan bufferzones rond natuurgebieden, waar in het kader van de Relatienota extensief geboerd kan worden. In duinen, heide en hoogvenen is het paapje gebaat bij een beheer dat diversiteit van de vegetatiestructuur bevordert
Aantal broedparen in Nederland: 700-1100 broedparen (1990)
Verspreiding in Nederland:
De belangrijkste gebieden waar ze broedend zijn te vinden zijn de Waddeneilanden, de duingebieden in het westen van het land en Drenthe.