IVN Vecht & Plassengebied - Kennis der Natuur |
|||||||||||||||||||||
Fotoboek | Natuurkrant | Vogelreis Falsterbo | Waterkwaliteit | Virtuele excursie Gunterstein | Poelenwerkgroep het Gooi |
|||||||||||||||||||||
Grauwe Klauwier (Lanius collurio) | |||||||||||||||||||||
Geluid:
Grootte: De grauwe klauwier is zo groot als een merel met een dikkere kop, die blauwgrijs is met een zwarte streep over het oog, verder warmbruin op de rug, zwart, wit en grijs op staart en stuit, roze op borst en buik. Een zangvogel met een stevige snavel, die aan de punt roofvogelachtig gekromd is.
Biotoop: De grauwe klauwier is een broedvogel van ruige, halfopen gebieden met opslag van struweel of jong geboomte. De aanwezigheid van flink wat grote insekten als kevers, bijen en hommels is erg belangrijk, zij vormen de hoofdmoot van het menu. Verder worden hagedissen, kleine zoogdieren en jonge vogels gegeten. De naam 'klauwier' slaat op de gewoonte van de vogels om een voorraadje prooidieren op te hangen aan de doornen van bramen of andere stekelige struiken. Territorium: - Trekken of blijven: Grauwe klauwieren zijn trekvogels en overwinteren in zuidelijk Afrika. Bedreigd of niet? De soort staat op de Rode Lijst vanwege de sterke afname van zowel het aantal broedparen als de verspreiding in Nederland. Tot het midden van deze eeuw was de grauwe klauwier een typische en verspreide broedvogel van het kleinschalige cultuurland en van 'woeste gronden'. Bolwerken waren de duinstreek, de oostelijke zandgronden en Zuid-Limburg. In het polderland was hij schaarser, maar hij ontbrak bijna nergens. In totaal ging het om tenminste enige duizenden paren. Vanaf 1950 kwamen uit alle delen van het land berichten over een afname van de grauwe klauwier. De omvang van die afname werd pas goed duidelijk door het werk aan de Nederlandse broedvogelatlas, midden jaren zeventig, toen nog slechts een maximum van 250 paren aanwezig bleek te zijn. Na een verdere afname in de jaren tachtig lijkt de laatste jaren een stabilisatie op te treden; in 1992 werd de stand geschat op 170-190 paar. De laatste bolwerken bevinden zich op de Veluwe, de oostelijke Waddeneilanden en in Drenthe. Verrassend is het talrijke voorkomen op het Bargerveen, een natuurgebied waar het oorspronkelijke hoogveen-landschap een nieuwe kans krijgt. In 1992 werden hier 105 broedparen geteld, meer dan de helft van de Nederlandse populatie! De enorme afname van de grauwe klauwier heeft zeker te maken met de aftakeling van het agrarisch buitengebied. Met name het verdwijnen van talloze heggen en struwelen en de forse afname van veel grote insekten heeft een fnuikende uitwerking gehad op de soort. Verder speelt het verdwijnen van 'woeste gronden' en verruiging door zure regen - speciaal in de duinen - een rol, evenals een toename van het aantal natte zomers. Of de grauwe klauwier nog kan terugkeren in het landelijk gebied, is twijfelachtig. Een beheer dat gericht is op herstel van heggen en houtwallen is daartoe in elk geval noodzaak. Verder kan gefaseerd maaien van grasland goede foerageermogelijkheden bieden. Een terughoudend gebruik van insekticiden - zeker in perceelsranden - en behoud van de rust op geschikte plaatsen zijn daarnaast noodzaak om de soort weer kansen te bieden in het landelijk gebied. Wat de natuurgebieden betreft kan wellicht geleerd worden van het succes van het Bargerveen. Positieve factoren zijn daar onder meer de opslag van jonge berkenbosjes, de veelvuldige aanwezigheid van braamstruweel en de grote rijkdom aan insekten. Over het algemeen kan gezegd worden dat een op insekten (b.v. dagvlinders) gericht beheer van zowel natuurgebieden als kleinschalige landschapselementen als dijken en wegbermen de soort ten goede kan komen. Aantal broedparen in Nederland: 215-235 (1998) Verspreiding in Nederland (1979):
Het Bargerveen, bolwerk van de grauwe klauwier
In Zuidoost-Drenthe, tussen Klazienaveen, Schoonebeek, Weiteveen en de grens, ligt een van de laatste resten van het vroeger zo uitgestrekte Bourtangerveen. Met 2200 hectare een voor Nederlandse begrippen omvangrijk natuurgebied is het Bargerveen toch maar een schamele rest van een hoogveencomplex, dat ooit 160.000 hectare besloeg.
Door zijn ontoegankelijkheid vormde het Bourtangerveen een natuurlijke barrière tussen Nederland en Duitsland, waarin de vestingen Bourtange en Coevorden letterlijk sleutelposities innamen. Vanaf de achttiende eeuw is het veen afgegraven en ontgonnen. Pas kort geleden is de turfwinning aan Nederlandse zijde gestaakt. In het Duitse deel gaat de exploitatie nog door.
Het overgebleven Bargerveen is geen echt hoogveenrestant. Alleen de onderste veenlaag, die vermengd is met zand, is blijven liggen in een landschap van plassen en meertjes, die door dijkjes worden gescheiden. Nu is het Bargerveen een belangrijk wetland, een van de waterrijke gebieden waar Vogelbescherming Nederland en het Wereldnatuurfonds om 1998 bijzondere aandacht voor vragen. In oktober pleisteren er kraanvogels uit Scandinavië, die naar hun winterverblijf in Zuid-Europa en Noord-Afrika trekken. In de winter toeven er vaak tienduizend rietganzen. Wetlands als het Bargerveen zijn onontbeerlijk voor trekvogels om op hun reis naar het zuiden even op adem te komen of er de winter door te brengen. Voor vogels die voor de voortplanting afhankelijk zijn van moerassen en plassen, zijn het onmisbare vluchtheuvels in een landschap dat van jaar tot jaar vogelvijandiger wordt.
Hans van Berkel is een van de vrijwillige WetlandWachten die de vogelwereld van 'zijn' gebied nauwlettend in de gaten houden en 'ogen en oren zijn van Vogelbescherming', zoals coördinator WetlandWachten Pien Eekhout dat uitdrukt. WetlandWachten vormen een essentiële schakel in het beschermingsprogramma voor de vijfenzeventig Nederlandse wetlands. Hans had ons uitgenodigd om in het Bargerveen de grauwe klauwier te komen zien. Nergens in Nederland is deze sterk bedreigde vogel zo talrijk: in 1997 werden 146 territoria vastgesteld, meer dan de helft van alle grauwe klauwieren in Nederland. Hans vermoedt dat dit te danken is aan overloop uit naburig Duitsland, waar de klauwier algemener is, maar waar door de veenafgraving veel broedterreinen verloren gaan.
Klauwieren vangen hommels, kevers, vlinders, muizen en hagedissen, die ze op doorns of prikkeldraad spietsen om ze gemakkelijker uit elkaar te kunnen trekken. "Uit voedselonderzoek bleek dat de klauwieren soms geruime tijd maar één soort prooi vangen: gamma-uilen bijvoorbeeld of alleen levendbarende hagedissen", zegt Hans. "Ze pakken wat op dat moment talrijk is en de minste moeite kost om te vangen. Ik heb bij grotere jongen hele hagedissen naar binnen zien gaan."
|
|||||||||||||||||||||