IVN Vecht & Plassengebied - Kennis der Natuur



Excursies | Vogels | Vleermuizen | Natuurgebieden | Groencursus | Natuurgidsencursus | Organisatie | IVN Vecht & Plassengebied

Fotoboek | Natuurkrant | Vogelreis Falsterbo | Waterkwaliteit | Virtuele excursie Gunterstein | Poelenwerkgroep het Gooi


Europese Kanarie (Serinus serinus)

Europese Kanarie (Serinus serinus)


 

Geluid:

© ETI BioInformatics, SoortenBank.nl

Herkenning: L 11,5 cm.

Biotoop: -

Territorium: -

Komt voor in Nederland als: Zomergast.

Bedreigd of niet? -

Aantal broedparen in Nederland: 250-300 (1998)

Verspreiding in Nederland (1979):


Atlas van de Nederlandse Broedvogels,
Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland

Waarnemingen: In Nijmegen zitten vanaf 1993 Europese Kanaries in de volkstuintjes bij station Nijmegen-Heijendaal. De vogels waren al op 6 maart voor het eerst zingend gehoord. Het grootste aantal werd in 1994 gezien: 14 (waarbij er één door een sperwer werd geslagen). Ze worden meestal eind februari of begin maart voor het eerst opgemerkt, wanneer er zingende vogels worden gehoord. De laatste waarneming wordt meestal zo halverwege tot eind april verricht. In 1996 is een paartje tot in mei blijven hangen (wat dus als territorium gerekend mocht worden, er is toen zelfs copulatie waargenomen). Gezien het feit dat de vogels er altijd zo vroeg bij zijn, wordt vermoed dat ze er overwinteren, maar winterwaarnemingen zijn, op één na, nog steeds niet gedaan. Toch komen er dagelijks mensen (vogelaars) langs, maar de tuintjes zijn erg overzichtelijk en deels niet toegankelijk.





De Europese Kanarie

Uit Vogels, 1991 juli/augustus, Prof. Dr. K.H. Voous

De Europese Kanarie, bij onze zuiderburen in de schilderachtige en treffende taal van het Leuvense bekend als Pierewieter, is de kleinste van de Europese vinken. Zijn herkomst is ongetwijfeld Afrikaans en zijn verwantschap met de 'Eilandkanaries' (de stamvader van onze kanarievogel) van de Canarische eilanden, Madeira en de Azoren veel minder nauw dan men vroeger aannam. Het is de moeite waard na te gaan waarin het leven van dit diksnavelige vinkje verschilt van dat van de Putter met wie hij zijn leefgebied veelvuldig deelt en met dat van de gewone Vink in wiens broedgebied hij verder is doorgedrongen dan ooit mogelijk leek.

De Europese Kanarie werd pas in 1992 voor het eerst als broedvogel in Nederland gevonden en wel binnen de muren van een RK internaat in Rolduc bij Kerkrade, Zuid-Limburg. Zijn bakermat is Afrika, het continent van de Kanaries, zoals Eurazië het continent is van de echte Vinken en Noord-Amerika het oorsprongsgebied van de Gorzen (daar Sparrows genoemd). Zelfs wanneer het geslacht van de Kanaries (Serinus) wat beperkt wordt opgevat, leven er in Afrika tenminste 9 soorten, waarvan de meeste veel op de Europese Kanarie lijken, zoals de bij kooivogelhouders goed bekende Mozambiquesijs of Geeloogkanarie. Vanuit het vasteland van Afrika moeten kanaries zowel de Canarische Eilanden en Madeira als de landen rond de Middellandse Zee hebben bereikt. Wanneer en hoe dat is geschied, laat zich slechts gissen. Momenteel komen er in Europa maar twee of drie en in het Midden-Oosten drie soorten kanaries voor. Al deze soorten verschillen in meer dan een opzicht van de slanke, geelgroene kanaries, die als Wilde of Eilandkanaries (Serinus canaria) op de Canarische Eilanden in de schaduwgevende bomen op de dorpspleinen en op de telefoondraden langs de wegen zitten te zingen. Van deze Kanarie stammen sedert het begin van de 15e eeuw alle tamme zang- en postuurkanaries af die in alle delen van de wereld als kooivogels worden vertroeteld.

De Canarische Eilanden gaven aan de Kanarie zijn naam en waarschijnlijk niet andersom. Volgens Plinius de Oudere (23-79 na Chr.) en een ander Romeinse schrijver zou de Mauretanische koning Juba II tijdens een veroveringsexpeditie op deze eilanden een nu uitgestorven, blondharige herdersstam, de Guanches, hebben aangetroffen, die hun kudden met opvallend grote honden (canes) bewaakten. De eilanden werden dus 'honden-eilanden' genoemd. Vrijwel zeker was de Eilandkanarie daar toen ook al. Het is boeiend zich af te vragen waar en wanneer de kleine Zuid-Europese Kanarie van Afrikaanse stam de mogelijkheid heeft gevonden om zich in het Europese rijk van de echte vinken een weg te banen en temidden van zoveel concurrenten zich een plaats te veroveren.

In de bouw van de snavel en het gehemelte verschilt de Europese Kanarie weinig van de Putter, Groenling, Sijs en Kneu. Hij is de kleinste van het stel en in extreme mate aan het eten van kleine, ronde zaden en wat aanvullende bloem- en bladknoppen aangepast. Met zijn korte, dikke snaveltje pikt en plet hij de kleinste nabij de grond groeiende of op de bodem liggende zaadjes, zoals die van herderstasje, straatgras, weegbree, muur, bijvoet, raket, knopherik, duizendknoop en talrijke andere berm- en tuinonkruiden. Europese Kanaries voeren hun jongen geheel (of misschien bijna geheel) met kleine, ontvliesde zaadjes, die zij uit de krop naar boven wurgen.

Europese Kanaries zijn aan bomen gebonden en net als de Eilandkanaries op hun eilanden, zijn zij de gezellige zangers in schaduwbomen op dorpspleinen en in brede lanen en in de zonnige tuinen van Zuid-Frankrijk en elders in de kleurrijke zuidelijke landen van Europa. Op meer natuurlijke plaatsen broeden zij in de parasoldennen en sypressen boven geurende lavendel en andere aromatische kruiden, maar niet in de stekelige garigue of de maquis. Het Midden-Europese cultuurland hebben zij pas sedert het begin van de 20ste eeuw in relatief korte tijd veroverd, oost en west om de Alpen heen. Dit is in een klassieke verhandeling door de toen 22-jarige Ernst Mayr in 1926 beschreven. Thans strekt het gebied van de Europese Kanarie zich uit tot ver in Rusland ter hoogte van Leningrad, verder tot in Zuid-Finland, Zuid-Zweden, geheel Duitsland, Frankrijk en Zuid-Engeland, maar overal is hij dun verspreid en geconcentreerd in de warmste en zonnigste gebieden.

In Nederland broedt hij thans in misschien enkele honderden paren, merendeels in Zuid-Limburg, aan de Veluwezoom en in Twente, waar hij al een eigen naam, de Sieles of het Sielieske heeft gekregen. Grote schommelingen in aantallen treden regelmatig bij ons op en hebben waarschijnlijk met slechte broedresultaten in natte, koude zomers te maken en stellig ook met de overdadige vangst voor het kooivogelbedrijf, waarvoor zij kostbare vogels voor fijnproevers in het vak zijn.

Hun slordige, platte nestjes zijn laag in de boomkruinen gebouwd en zijn aan het eind van de nesttijd door een krans van ingedroogde mest van de jongen omgeven. Zij lijken slecht tegen koude en vocht te zijn geïsoleerd en wijzen als het ware nog terug naar de zonnige droogte van het Noord-Afrikaanse land van herkomst. Met zon en warmte zijn ook de opvallende baltsvluchten van de mannetjes te associëren: golvende rondvluchten in vlinder- of vleermuisvlucht, neerdalend als parachuterende Boompiepers en onderwijl zingend hun pierewieterig, twitterend lied.

Europese kanaries hebben zich in recente tijd (1976) ook als broedvogel gevestigd op Gran Canaria en Tenerife in de Canarische Eilandengroep. Zij kunnen hier op natuurlijke wijze vanuit Noord-Afrika zijn binnengevlogen (als wintervogel waren zij er reeds eerder bekend), maar ook door kooivogelhouders, al of niet gewild, zijn geïmporteerd. Er leven thans dus twee soorten kanaries op de Canarische Eilanden. Dit is in wezen een oer-Afrikaans tafereel: meer soorten kanaries op één plaats in aangrenzende en ten dele met elkaar samenvallende biotopen. Bastaarden tussen Europese en Eilandkanaries zijn niet uit de natuur bekend, maar zijn reeds lang door kooivogelhouders, als bewijs van hun kweekkunsten, verkregen. Deze soorten schijnen alleen mannelijke vruchtbare nakomelingen voort te brengen, zodat in de natuur geen bastaardpopulaties kunnen ontstaan. Voor het overige zijn Europese Kanaries in gevangeschap gekruist met 6 andere soorten (w.o. Putter en Groenling), de Zangkanarie daartegen met tenminste 49 soorten!